1v2 - wo230222

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Jeu de grammaire
  • Au travail
  • Les devoirs

But:  in het Frans het bez. vnw. (her)kennen en de verschillen weten met het Nederlands

Slide 2 - Slide

Interroger

  1. je vais
  2. apprendre
  3. après 
  4. le cours
  5. j'aime bien
  6. Engels
  7. waarom
  8. de pauze
  9. daarentegen
  10. makkelijk
être 

1. Geef de vertalingen van 'jouw'
2. Wat betekent 'leur/leurs'?
3. Vertaal: c'est son agenda 


Slide 3 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn neef. 
Zij zag haar buren lopen. 

  • Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. (mijn, jouw, hun)

Slide 4 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
C'est mon père
C'est ma mère
Ce sont mes parents

  • In het Nederlands kijk je alleen naar van wie iets is
  • In het Frans kijk je ook naar het geslacht van het woord erachter (mnl, vrl, mv)

Slide 5 - Slide

Enkelvoudsvormen
mijn
jouw
zijn/haar
mannelijk
mon
ton
son
vrouwelijk
ma
ta
sa
meervoud
mes
tes
ses

Slide 6 - Slide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est ma amie       c'est ma amie       c'est mon amie
  • Bij stomme h/klinker en vrouwelijk woord, altijd de mannelijke vorm


Slide 7 - Slide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est son copain        het is zijn vriend
                                        het is haar vriend

Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen.
Goed kijken naar de rest van de zin!

Slide 8 - Slide

Meervoudsvormen
ons/onze
uw/jullie
hun
enkelvoud
notre
votre
leur
meervoud
nos
vos
leurs

Slide 9 - Slide

Corriger ex. 30, 31, 32
Page 128

Slide 10 - Slide

Corriger ex. 30
  1. jouw
  2. mijn
  3. uw/jullie
  4. zijn
  5. ons
  6. jouw

Slide 11 - Slide

Corriger ex. 30
  1. son
  2. ton
  3. son/ses
  4. notre
  5. tes
  6. leurs
  7. mon
  8. ses 

Slide 12 - Slide

Corriger ex. 31
  1. notre
  2. mes
  3. leur
  4. ses
  5. tes
  6. mon

Slide 13 - Slide

Corriger ex. 31
  1. Ce sont ses devoirs
  2. C'est ma trousse
  3. C'est votre prof de gym
  4. C'est son carnet de notes. 
  5. Ce sont leurs sandwichs. 
  6. C'est ta matière préférée

Slide 14 - Slide

Veiling 
- 10 zinnen 
- Bekijk in je groepje welke zinnen grammaticaal goed en fout zijn 
- Bedenk hoeveel 'geld' je maximaal in wil zetten per zin: tot hoever ga je? 

Slide 15 - Slide

Veiling 
Ta maison est grande. 
Jouw huis is groot. 
Leurs classe travaille bien. 
Uw klas werkt goed. 
Mes parents n'aiment pas le coca. 
Mijn ouders houden niet van cola. 
Comment s'appelle votre frères?
Hoe heten jullie broers?
Notre cantine est ouverte tous les jours. 
Onze kantine is elke dag open. 
La couleur préférée de sa mère est rouge. 
De lievelingskleur van zijn moeder is rood. 
Quelle est ton note en maths?
Wat is jouw cijfer voor wiskunde?
timer
1:00

Slide 16 - Slide

Au travail
Herhaling hf 1 t/m 3 (page 151)
- Exercice 13
- Exercice 14ab
- Exercice 16b
- Exercice 17ab
- Exercice 18
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Vooruitblik
Herhalen hf 1 t/m 3 
Voorbereiding repetitie hf 3

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Vendredi 25 février

Apprendre: blokje A, B, E en F+ aant. bez. vnw. 
Faire: 
- Exercice 13
- Exercice 14ab
- Exercice 16b



Slide 19 - Slide