1hv5 - di150222

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Corriger
  • Grammaire 
  • Au travail 
  • Les devoirs

But:  in het Frans kunnen vertellen over je vakken en docenten

Slide 2 - Slide

Interroger

  1. les devoirs - het huiswerk
  2. le rendez-vous - de afspraak
  3. terrible - verschrikkelijk
  4. pas mal - niet slecht
  5. toujours - altijd 
  6. het museum - le musée
  7. rijk - riche
  8. waar - vrai 
  9. werken - travailler
  10. vandaag - aujourd'hui
être 

Schrijf het héle rijtje van être op 

je suis 
tu es 
il/elle/on est 
nous sommes
vous êtes 
ils/elles sont

Slide 3 - Slide

Corriger
Opdracht schrijfvaardigheid

Slide 4 - Slide

Ecrire
Omschrijf jezelf 
- Je m'appelle Sergio / Je suis Britt
- J'ai douze ans
- Je n'aime pas le dessin / j'aime le dessin / je déteste le dessin
- Ma matière préférée c'est le/la/les/l' ... 
- Mon/ma prof de maths est sympa/sévère.

Slide 5 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn neef. 
Zij zag haar buren lopen. 

  • Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. (mijn, jouw, hun)

Slide 6 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
C'est mon père
C'est ma mère
Ce sont mes parents

  • In het Nederlands kijk je alleen naar van wie iets is
  • In het Frans kijk je ook naar het geslacht van het woord erachter (mnl, vrl, mv)

Slide 7 - Slide

Enkelvoudsvormen
mijn
jouw
zijn/haar
mannelijk
mon
ton
son
vrouwelijk
ma
ta
sa
meervoud
mes
tes
ses

Slide 8 - Slide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est ma amie       c'est ma amie       c'est mon amie
  • Bij stomme h/klinker en vrouwelijk woord, altijd de mannelijke vorm


Slide 9 - Slide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est son copain        het is zijn vriend
                                        het is haar vriend

Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen.
Goed kijken naar de rest van de zin!

Slide 10 - Slide

Meervoudsvormen
enkelvoud
meervoud
ons, onze
notre
nos
uw/jullie
votre
vos
hun
leur
leurs

Slide 11 - Slide

Even oefenen ... 
  1. .... frère habite au Maroc (mijn)
  2. .... parents n'aiment pas la pizza (zijn) 
  3. .... maison est très grande (hun, vrl) 
  4. .... famille est sympa (onze) 
  5. .... train est en retard (jouw) 

Slide 12 - Slide

Au travail
Exercice 30acd 
Exercice 31ab

Fini? Ex. 32



timer
1:00

Slide 13 - Slide

Corriger ex. 30
  1. mijn
  2. zijn/haar
  3. mijn
  4. jouw
  5. onze
  6. uw/jullie

Slide 14 - Slide

Corriger ex. 31
  1. Ma
  2. ma
  3. ses
  4. ma
  5. notre
  6. son 
  7. son 
  8. leur 

Slide 15 - Slide

Corriger ex. 31
  1. mes
  2. notre
  3. ma
  4. ses
  5. ses
  6. votre

Slide 16 - Slide

Vooruitblik
Herhalen bez. vnw. 

Slide 17 - Slide

La semaine prochaine
Het bez. vnw. kennen en gebruiken

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Vendredi 18 février

Apprendre: blokje A, B, E en F+ aant. bez. vnw. 
Faire: ex. 32



Slide 19 - Slide