Ontdek het meewerkend voorwerp

Ontdek het meewerkend voorwerp
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontdek het meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het meewerkend voorwerp in een zin identificeren en begrijpen hoe het wordt gebruikt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een meewerkend voorwerp?
Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is en komt vaak voor bij werkwoorden zoals 'geven' en 'vertellen'.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldzinnen
Bekijk de volgende zinnen: 

 - Helen / geeft / haar kleine zusje / voor haar verjaardag / een armband. 

- Helen / vertelt / haar kleine zusje / voor het slapengaan / een verhaaltje.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp met 'aan'
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met 'aan', maar dat hoeft niet altijd. 

Als 'aan' niet aan het meewerkend voorwerp voorafgaat, kan het vaak worden toegevoegd.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp met 'voor'
Een meewerkend voorwerp kan ook beginnen met 'voor'. 

Dit komt vaak voor wanneer het onderwerp iets doet voor iemand anders.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
Stap 1: Zoek de persoonsvorm en verdeel de zin in zinsdelen.

Stap 2: Stel de vraag 'Aan (Voor) wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?' 

Stap 3: Controleer of 'aan' weglaten of toevoegen mogelijk is.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Hoe vind je het meewerkend voorwerp:

Aan / voor wie / wat + persoonsvorm + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp = meewerkend voorwerp

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Noteer het lijdend voorwerp:
"De monteur gaf de klassieke auto van
mijn vader een flinke onderhoudsbeurt."
timer
1:00

Slide 9 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Noteer het meewerkend voorwerp:
"De monteur gaf de klassieke auto van
mijn vader een flinke onderhoudsbeurt."
timer
1:00

Slide 10 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Noteer PV / OW / NG / LV / MV van deze zin:
"De dikke gevoerde winterjas van
Patagonia bleek Lupita veel te groot te zijn."
timer
5:00

Slide 11 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.