27-1 V1 bijvoeglijk naamwoord

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Lesdoel
  3. Efkes herhalen (hulpwerkwoord & zelfstandig werkwoord)
  4. Startopdracht: bijvoeglijk naamwoord
  5. Aan de slag!
  6. Plak een post-it
  7. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Slide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Slide

Toets grammatica:
Woensdag 5 februari

- Grammatica zinsdelen:
hf. 1 (blz. 25 - 27), hf 2 (blz .67 - 69), hf. 3 (blz. 109 - 111 (theorie blz. 110 & 111 niet)), hf. 4 (blz. 151)
- Grammatica woordsoorten:
hf. 1 (blz. 28 - 30), hf. 2 (blz. 70 - 72)

Slide 4 - Slide

Lesdoel:

Je kent de woordsoorten: 

  • Zelfstandig naamwoord & lidwoord;
  • Zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord;
  • Bijvoeglijk naamwoord.

Slide 5 - Slide

Zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord

Slide 6 - Slide

STAAN OF ZITTEN
Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 7 - Slide

Met carnaval gaan de meeste mensen uitbundig hossen.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 8 - Slide

De tractors zouden volgens de media op het Binnenhof gaan staken.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 9 - Slide

Het Commanderij zou elke leerling een koekje moeten geven.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 10 - Slide

De keeper wordt geholpen door de scheidsrechter.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord

Hoe zat het ook alweer?



Slide 12 - Slide



Het belangrijkste werkwoord in de zin. Geeft aan wat het onderwerp doet.
  • Kan alleen in de zin staan.
  • Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin.

Om acht uur zou ik naar GTST gekeken kunnen hebben.


Ondersteunt of helpt het zelfstandig werkwoord.

  • Staat nooit alleen in de zin.
  • Er kunnen heel veel hulpwerkwoorden in de zin staan.

Om acht uur zou ik naar GTST gekeken kunnen hebben.
ZELFSTANDIG WERKWOORD

HULPWERKWOORD
 

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: startopdracht

Slide 14 - Slide

1. Pak je schrift en een pen
2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Geef aan wat een bijvoeglijk naamwoord doet in een zin. 

2. Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord? 

3. Geef twee voorbeelden van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.
Klaar? Even wachten of lezen in leesboek.

Slide 15 - Slide

1. Pak een ander kleur pen
2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze
1. Geef aan wat een bijvoeglijk naamwoord doet in een zin.
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.

2. Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Staat er meestal voor.
- Heeft vaak een korte vorm en een lange vorm: sterk-sterke.
- Kent de 'trappen van vergelijking': gaaf - gaver - gaafst
.

3. Geef twee voorbeelden van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.
koperen, houten, glazen

Slide 16 - Slide

Geen of 1 fout?
Groep paars
2 fouten of meer?
Groep blauw
Theorie: Blz. 70
Maken: Opdr. 1 & 2 blz. 70 & 71
Klaar? Boek lezen of maken Test Jezelf hf. 2 (blz. 87 & 88: alleen opdrachten 12 t/m 18)

- Uitleg (pak je telefoon - login op lessonup)
- Theorie: Blz. 70
- Maken: Opdr. 2 blz. 70 & 71

Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijke
naamwoorden

Slide 18 - Mind map

Maak af:
Het kind is aardig.
Een ...... kind
Het ..... kind

Slide 19 - Open question

Maak af:
Het proefwerk is moeilijk.
Een ..... proefwerk.
Het ..... proefwerk.

Slide 20 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het spannende boek.
  • Het schitterende boek
  • Het kartonnen bakje
  • Het kussende paar
  • De gevallen koning --> let op! 

Slide 21 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat soms ook achter het zelfstandig naamwoord

  • de schitterende film
  • de film is schitterend


  • Dagobert Duck is heel beroemd

Slide 22 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.


Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje
  • maar: het nylon tasje


Slide 23 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De normaalste zaak van de wereld
A
de
B
normaalste
C
zaak
D
wereld

Slide 24 - Quiz

De bijvoeglijke naamwoorden:

De spectaculaire wedstrijd zorgde voor grote vreugde bij de enthousiaste fans
A
spectaculaire, enthousiaste
B
spectaculaire, grote
C
spectaculaire, grote, enthousiaste
D
spectaculaire, grote, fans

Slide 25 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden:

Dat arme meisje heeft een gebroken hart

Slide 26 - Open question

Bijvoeglijke naamwoorden:

Mijn lieve moeder had gouden oorbellen in haar nylon tas gestopt

Slide 27 - Open question

De regel is: zo kort mogelijk. Waarom schrijven we 'opgezette' en niet 'opgezete'?

Slide 28 - Open question

Geen of 1 fout?
Groep paars
2 fouten of meer?
Groep blauw
Theorie: Blz. 70
Maken: Opdr. 1 & 2 blz. 70 & 71
Klaar? Boek lezen of maken Test Jezelf hf. 2 (blz. 87 & 88: alleen opdrachten 12 t/m 18)

- Uitleg
- Theorie: Blz. 70
- Maken: Opdr. 2 blz. 70 & 71
Klaar? Maken Test Jezelf hf. 2 (blz. 87 & 88: alleen opdrachten 12 t/m 18)
Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 29 - Slide

Plak een post-it!
Wat vind je nog lastig van de toetsstof? 
(Grammatica zinsdelen hf. 1 t/m 3 en Grammatica woordsoorten hf. 1 + 2)

Schrijf op een post-it waar je graag nog uitleg over zou willen. 

Plak de post-it op de deur.


Slide 30 - Slide

Theorie: Blz. 70
Maken: Opdr. 1 & 2 blz. 70 & 71


- Theorie: Blz. 70
- Maken: Opdr. 2 blz. 70 & 71

Huiswerk & Taalvout

Slide 31 - Slide