2KGT Voeding en vertering BS1 + BS2

Voeding en vertering
Thema 2.
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voeding en vertering
Thema 2.

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
Herhaling basisstof 1

Slide 2 - Slide

BS1: Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen
Voedingsstoffen
Functies voedingsstoffen
Voedingsvezel


Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.

Slide 4 - Slide

Voedingsmiddel
  • Alles wat je eet en drinkt zijn voedingsmiddelen.
  • Plantaardige voedingsmiddelen zijn afkomstig van planten.
  • Dierlijke voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren.  Dit kan vlees zijn, maar ook bijvoorbeeld melk.

Slide 5 - Slide

Plantaardig of dierlijk ?
Plantaardig of dierlijk ?

Slide 6 - Slide

Deze melk en boter zijn niet dierlijk, maar plantaardig.  Dit zijn dus vervangers van dierlijke producten.

Slide 7 - Slide

Vezels (voedingsvezel)
  • Stoffen uit planten die we niet kunnen verteren.
  • Vezels zitten vooral in groenten, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen.
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel (verzadigd = het gevoel dat je genoeg hebt gegeten). 
  • Nodig voor een goede darmwerking (darmperistaltiek)

Slide 8 - Slide

Veel vezels

Slide 9 - Slide

Voedingsmiddel - voedingsstof
  • Voedingsmiddelen is eigenlijk ons voedsel.
  • Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Het zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie en om te groeien en te herstellen.

Slide 10 - Slide

Functies van voedingsstoffen
  • Brandstof
  • Bouwstof
  • Reservestof
  • Beschermende stof

Slide 11 - Slide

Brandstoffen
  • Leveren energie.
  • Vindt plaats in de lichaamscellen.
  • Nodig om je lichaamstemperatuur te behouden.
  • Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel.

Slide 12 - Slide

Bouwstoffen
  • Bouwstoffen zijn nodig voor groei, ontwikkeling en herstel.
  • Met bouwstoffen kan je lichaam nieuwe cellen en weefsels maken.

Slide 13 - Slide

Beschermende stoffen
  • Beschermende stoffen zorgen ervoor dat je niet ziek wordt.

Slide 14 - Slide

Reservestoffen
  • Reservestoffen zijn stoffen die je lichaam niet meteen nodig heeft. 
  • Ze worden opgeslagen in je lichaam. 
  • Later kan je lichaam ze gebruiken als bouwstof of brandstof.

Slide 15 - Slide

Leerdoelen check
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.

Slide 16 - Slide

Vis
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige producten

Slide 17 - Quiz

Chocolademelk
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige producten

Slide 18 - Quiz

Spinazie
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige producten

Slide 19 - Quiz

Vlees
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige producten

Slide 20 - Quiz

Sojamelk
(melk gemaakt van sojabonen)
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige producten

Slide 21 - Quiz

Voedingsvezels...
A
Kan je wel verteren
B
Kan je niet verteren

Slide 22 - Quiz

Voedingsvezels...
A
Zorgen voor een goed gevoel van honger
B
Zorgen voor een gevoel van verzadiging

Slide 23 - Quiz

Wordt opgeslagen in je lichaam, omdat je deze niet meteen nodig hebt.
A
Beschermende stof
B
Reservestof
C
Brandstof
D
Bouwstof

Slide 24 - Quiz

Zorgt ervoor dat je gezond blijft.
A
Beschermende stof
B
Reservestof
C
Brandstof
D
Bouwstof

Slide 25 - Quiz

Levert energie voor de verbranding in je lichaam.
A
Beschermende stof
B
Reservestof
C
Brandstof
D
Bouwstof

Slide 26 - Quiz

Heb je nodig om nieuwe cellen te maken voor groei, ontwikkeling en herstel.
A
Beschermende stof
B
Reservestof
C
Brandstof
D
Bouwstof

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!

Maak: Opdracht 1, 2, 3 en 8
Waar? Vanaf bladzijde 80.
Hoe? Fluisterend in 2-tal

Klaar? Lezen basisstof 2 over voedingsstoffen.
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Voedingsstoffen
2.2

Slide 29 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 30 - Slide

Dus:
  • Voedingsmiddelen is eigenlijk ons voedsel.
  • Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Het zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie en om te groeien en te herstellen.

Slide 31 - Slide

6 groepen voedingsstoffen
  1. eiwitten
  2. koolhydraten
  3. vetten
  4. water
  5. mineralen
  6. vitaminen
We hebben alle 6 de groepen nodig om gezond te blijven!

Slide 32 - Slide

1. Eiwitten
  • Functie: bouwstof
  • Nodig voor: bouw spieren
    en celplasma
  • Teveel? → als brandstof gebruikt /
    opslaan als reservestof

Slide 33 - Slide

2. Koolhydraten
  • Functie: brandstof en bouwstof
  • Omvat ook suikers, zetmeel, glycogeen en vezels.
  • Teveel? → opgeslagen als reservestof (vet)

Slide 34 - Slide

3. Vetten
  • Functie: reservestof
  • Maar ook als brandstof en bouwstof
  • Teveel? → opgeslagen als onderhuids vet

Slide 35 - Slide

4. Water
  • Functie: bouwstof (lichaam bestaat uit meer dan 60% water).
  • Nodig voor vervoer van stoffen.
  • Teveel? → plas je uit

Slide 36 - Slide

5. Mineralen
  • Functie: bouwstof en beschermende stof.
  • Vaak ook zouten genoemd.
  • Voorbeelden van mineralen zijn calcium (kalk), natrium, magnesium en ijzer.

Slide 37 - Slide

6. Vitaminen
  • Functie: bouwstof en beschermende stof.
  • Niet te weinig / niet te veel ! 
  • Vitaminen worden aangegeven met een letter
  • Belangrijke vitaminen zijn A, B, C, D en K. 
  • Vitamine A is nodig voor je huid en om goed te kunnen zien.
  • Vitamine D is nodig voor de stevigheid van je botten.


Slide 38 - Slide

Leerdoelen check
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 39 - Slide

Welke functie hebben koolhydraten vooral?

A
Brandstof
B
Bouwstof

Slide 40 - Quiz

Welke functie hebben vetten vooral?

A
Brandstof
B
Bouwstof

Slide 41 - Quiz

Welke functie hebben mineralen en vitaminen?

A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Bouw - en beschermende stof

Slide 42 - Quiz

Welke functie heeft water vooral?

A
Brandstof
B
Bouwstof

Slide 43 - Quiz

Welke functie hebben eiwitten vooral?

A
Brandstof
B
Bouwstof

Slide 44 - Quiz

Aan de slag!

Maak: Opdracht 1, 2, 4, 5, 6 en 8
Waar? Vanaf bladzijde 88.
Hoe? Fluisterend in 2-tal

Klaar? Nakijken basisstof 1 en 2 en verbeteren.
timer
10:00

Slide 45 - Slide