Gedrag

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je kijkt op je telefoon als je een app'je krijgt.
A
Wel gedrag
B
Geen gedrag

Slide 3 - Quiz


Motivatie voor een bepaald gedrag wordt bepaald door:
A
alleen externe prikkels
B
alleen interne prikkels
C
sleutelprikkels
D
door interne en externe prikkels

Slide 4 - Quiz


Je hebt honger.
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide


A
inprenting
B
gewenning
C
conditionering
D
inzichtelijk leren

Slide 7 - Quiz

Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het veroveren van een territorium (leefgebied)

Slide 8 - Quiz

Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.

Slide 9 - Quiz


A
trial and error
B
imiteren
C
inzichtelijk leren
D
gewennen

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je leren door herhaling?
A
Oefenen
B
Imiteren
C
Inzicht

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

De lichaamstaal noemen we ook wel?
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 13 - Quiz

Kwispelen bij een hond is een vorm van..... ?
A
lichaamstaal
B
non-verbaal gedrag
C
verbaal gedrag
D
inprenting

Slide 14 - Quiz

Welke manier van communiceren kan zowel verbaal als non-verbaal?
A
mobieltje
B
brief
C
skype
D
e-mailen

Slide 15 - Quiz

Welk begrip past het best bij deze foto?
A
Lichaamstaal
B
Verbaal gedrag
C
Signalen
D
Overdreven signalen

Slide 16 - Quiz

2b Welk dier toon een onderdanig gedrag?
A
de linkse zee-arend
B
de rechtse zee-arend

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Een dominant dier... (kies het beste antwoord)
A
Staat altijd onderaan de rangorde
B
Staat altijd bovenaan de rangorde
C
Staat altijd boven een onderdanig dier
D
Valt buiten de rangorde

Slide 19 - Quiz

Wanneer is er veel ruzie in een roedel?
A
wanneer de rangorde duidelijk is
B
wanneer de rangorde onduidelijk is
C
wanneer er een indringer komt

Slide 20 - Quiz

Wat is de leider van de groep
A
Dominant
B
Onderdanig
C
rangorde

Slide 21 - Quiz

De linkerhond is
A
dominant
B
onderdanig
C
de baas in de groep
D
bovenin de rangorde

Slide 22 - Quiz


Piet heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten:
- kip 1 pikt niemand
- kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4
- kip 3 pikt kip 1 en 4
- kip 4 pikt kip 1
Wat is de rangorde in deze groep?
A
kip 1 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
B
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 1 onderaan
C
de volgorde in rangorde is kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is kip 4, 3, 2 en als laatste 1

Slide 23 - Quiz

Wanneer elk individu zijn plek kent in de groep heet dit
A
Paarvorming
B
Samenwerking
C
Rangorde
D
Territorium

Slide 24 - Quiz

De futen op het plaatje zijn bezig met baltsgedrag.
A
Dit is een vorm van ritueel gedrag
B
Dit is een vorm van territorium gedrag
C
Dit is een vorm van dreiggedrag
D
Hiermee wordt de rangorde bepaald

Slide 25 - Quiz

Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag. Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
A
alleen geluiden en geuren
B
alleen geuren en kleuren
C
alleen geluiden en kleuren
D
zowel geluiden, als geuren en kleuren

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Hiernaast zie je een mannetjes en vrouwtjes stekelbaars. Wat zou voor een mannetje de sleutelprikkel kunnen zijn om een ander mannetje wel, maar een vrouwtje niet weg te jagen uit zijn territorium?
A
De stekels op de rug
B
De buikvin
C
De lengte van de vis
D
De rode buik

Slide 28 - Quiz


De grenzen van een territorium worden afgebakend.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 29 - Quiz

Hoe bepaalt een hond zijn territorium?
A
door te piepen
B
door tegen iets aan te plassen
C
door te kwispelen

Slide 30 - Quiz

De territoria zijn niet allemaal even groot. Geef mogelijke oorzaak.
A
Veel voedsel --> territorium kleiner
B
Veel voedsel --> territorium groter
C
Sterkere merels --> groter territorium
D
Sterkere merels --> kleiner territorium

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide