Le07-L2N4-les03

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wordt het WK in 2022 georganiseerd door Qatar?
A
Actief
B
Passief

Slide 2 - Quiz

Mayra was blij met haar stabureau
A
Actief
B
Passief

Slide 3 - Quiz

Er is vannacht bij het kantoor ingebroken.
A
Actief
B
Passief

Slide 4 - Quiz

Het afdelingshoofd keurde het voorstel af.
A
Actief
B
Passief

Slide 5 - Quiz

Van vijf locaties is onderzocht of ze geschikt zijn.
A
Actief
B
Passief

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 8 - Drag question

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
voornaamwoord

Slide 9 - Drag question

Ik kijk met plezier
terug op mijn studie.
op mijn studie = ...
A
lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
voorzetselvoorwerp

Slide 10 - Quiz

Zij gingen naar Oostenrijk.
zij = ...

A
bijwoordelijke bepaling
B
persoonsvorm
C
meewerkend voorwerp
D
onderwerp

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin: Hij waste zich elke ochtend heel goed
A
waste
B
elke ochtend
C
zich
D
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

Er werd ons van alles beloofd.
ons = ...
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwrp
C
bijwoordelijke bepaling
D
voorzetselvoorwerp

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

____ werken op ____ laptop.
A
Zij, hun
B
Hun, zij
C
Hen, hun

Slide 16 - Quiz

Ik heb het ... gisteren nog verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 17 - Quiz

Denk je dat … de film al gezien hebben?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 18 - Quiz

Het is .... eigen keuze, dus ik bemoei me er niet mee.
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 19 - Quiz

Heb je .... nog gebeld?
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 20 - Quiz

Misschien moet je maar aan ... vragen of ... je na het feest naar het station kunnen brengen.
A
Hen, zij
B
Hun, zij
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide


Piet en Jan ....... door het bos.
A
Loop
B
Loopt
C
Lopen
D
Liepen

Slide 23 - Quiz

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
D
Werd

Slide 24 - Quiz

Hij zegt dat hij van haar ....... .
A
houd
B
houdt
C
houden
D
hield

Slide 25 - Quiz

(aanvaarden, houden)
Ik ......... dit compromis, mits jij je vanaf nu aan de afspraken ......... .

Slide 26 - Open question

Wat is niet goed gespeld?

Slide 27 - Slide

Hij..... (verwachten) dat ik hem zou ophalen (v.t.)
A
verwachte
B
verwachtte
C
verwacht

Slide 28 - Quiz

Ik ben ..... naar Enschede (verhuizen) (volt.dw)
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 29 - Quiz

Je (geloven) toch niet alle verhalen die dat meisje je (vertellen).
A
geloofd, verteld
B
geloofd, vertelt
C
gelooft, verteld
D
gelooft, vertelt

Slide 30 - Quiz

Het verliefde stelletje liep naar het (verlaten) strand.
A
verlate
B
verlaatte
C
verlaten
D
verlaatten

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Slide 33 - Open question

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.

Slide 34 - Open question

Welke bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.

Slide 35 - Open question

Is het woord 'hun' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?


Ik geef hun een cadeautje.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 36 - Quiz

Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 37 - Quiz

Welk antwoord is een onbepaald lidwoord?
A
de
B
een
C
het
D
die

Slide 38 - Quiz

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
hout
B
fiets
C
aardig
D
Amsterdam

Slide 39 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Lees je nou alweer hetzelfde boek?
A
lees
B
nou
C
hetzelfde
D
alweer

Slide 40 - Quiz

Welke voorzetsel zie je in deze zin?

Vanaf de kant duik je zo het water in!
A
vanaf, zo
B
vanaf, in
C
zo, het
D
zo, in

Slide 41 - Quiz

Wat is het bijwoord in deze zin?

Dat is een bijzonder grappig filmpje!
A
bijzonder
B
een
C
dat
D
grappig

Slide 42 - Quiz

Wat zijn de bijwoord in deze zin?

Jeetje, dat is echt een heel dik boek!
A
dat, echt
B
heel, dik
C
echt, heel
D
echt, dik

Slide 43 - Quiz

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Slide 44 - Quiz