Cursus 5 §6 Meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

- Herhalen zinsontleding

- Uitleg meewerkend voorwerp

Lesdoelen

Je weet dat een zin volgens een bepaald bouwplan is opgesteld.

Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:

- Werkwoordelijk gezegde

- Onderwerp

- Lijdend voorwerp

- Meewerkend voorwerp

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Dit zijn alle werkwoorden in de zin.

Voorbeeld: Wij hebben onze schoenen uitgedaan toen we het huis in liepen. 

Welke vraag stel je om het
onderwerp te vinden?

Antwoord:

Onderwerp vind je door:

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde? 

Welke vraag stel je om het
lijdend voorwerp te vinden?

Antwoord:

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
De directeur =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
Mijn scooter =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
De bestelling =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

Bekijk dit filmpje goed!

Dit is de uitleg van het meewerkend voorwerp

Welke theorie over
het meewerkend voorwerp
heb je onthouden?

Meewerkend voorwerp

- Vraag: aan wie / voor wie?

- Alleen in de zin bij een lijdend voorwerp

- Kan met 'aan' of 'voor' beginnen

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.

1. De postbezorger
2. De klant
3. De bestelling
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.

1. de docent
2. de leerling
3. voor zijn toets
4. Er is geen meewerkend voorwerp.

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Het mooiste schilderij van Rembrandt hangt aan de muur.

1. het mooiste schilderij van Rembrandt
2. van Rembrandt
3. aan de muur
4. Er is geen meewerkend voorwerp.

De clubleiding wil de enthousiaste supporters een gratis lidmaatschap geven.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. De clubleiding
2. de enthousiaste supporters
3. een gratis lidmaatschap
4. zit er niet in

Volgende week donderdag geeft de taxichauffeur de reizigers korting.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. korting
2. de taxichauffeur
3. de reizigers
4. zit er niet in

Onze leraar verzamelt oude lp’s voor zijn moeder.​

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Onze leraar
2. oude lp's
3. voor zijn moeder
4. zit er niet in

De verliefde jongen kocht een roos voor zijn verloofde.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. De verliefde jongen
2. een roos
3. voor zijn verloofde
4. zit er niet in

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. gisteren
2. mijn moeder
3. alle shirts van ons elftal
4. zit er niet in

Huiswerk

Bladzijde 208 + 209

Opdracht 2 t/m 5