les 1 periode 3

Bienvenidos 
¿Cómo estáis?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos 
¿Cómo estáis?

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Regelmatige werkwoorden herhalen 

Dagen van de week. Maanden van het jaar. Datum uitschrijven.

Slide 2 - Slide

Herinner jij je nog hoe je de regelmatige werkwoorden moet vervoegen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Slide

Welke vertaling hoort bij het Spaanse woord denk je?
Ahorrar
Gastar
Costar
Cobrar
In rekening brengen
Kosten
Sparen
Uitgeven

Slide 5 - Drag question

De woorden gastar, cobrar & ahorrar zijn regelmatig
Yo
Él/Ella/Usted
Nosotros/as
Vosotros/as
Ellos/ellas
Ahorro
Cobro
Gasto
Ahorras
Cobras
Gastas
Ahorra
Cobra
Gasta
Ahorramos
Cobramos
Gastamos
Ahorráis
Cobráis
Gastáis
Ahorran
Cobran
Gastan

Slide 6 - Slide

De woorden pagar, comprar & vender zijn regelmatig
Yo
Él/Ella/Usted
Nosotros/as
Vosotros/as
Ellos/ellas
Vendo
pago
Compro
Vendes
pagas
Compras
Vende
paga
Compra
Vendemos
pagamos
Compramos
Vendéis
pagáis
Compráis
Venden
pagan
Compran

Slide 7 - Slide

Welk antwoord is een vorm van het werkwoord gastar?
A
Geasta
B
Gasta
C
garsta
D
Gosto

Slide 8 - Quiz

Geef de vervoegingen van het werkwoord comprar

Slide 9 - Mind map

Het werkwoord 'costar' is onregelmatig. Weet je nog hoe je "hoeveel kost het?" zegt?

Slide 10 - Open question

Costar - kosten

Slide 11 - Slide

Hoe zeg je "de boeken kosten 10 euro"
A
Los libros cuesta 10 euros
B
el libro cuesta 10 euros
C
Los libros cuestan 10 euros
D
Los libro cuesta 10 euro

Slide 12 - Quiz

Ken je de vertalingen van de dagen van de week al? probeer de juiste vertaling bij elkaar te zoeken:
Martes
Miércoles
Jueves
Sábado
Viernes
domingo
Lunes
Zondag
Dinsdag
Maandag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Woensdag

Slide 13 - Drag question

De dagen van de week
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag

Slide 14 - Slide

De maanden van het jaar
Januari
Juli
Februari
Augustus
Maart
September
April
Oktober
Mei
November
Juni
December

Slide 15 - Slide

¿Qué día es hoy?
Dag/maand

Slide 16 - Mind map

Otras palabras útiles
Ahora
Nu
Ahora mismo
Nu meteen
Hoy
Vandaag
Mañana
Morgen
Ayer
Gisteren
La semana que viene
Volgende week

Slide 17 - Slide

Los deberes
Maak oefening 1,2 & 3

Slide 18 - Slide

Heb je een tip/top voor mij?
Wat vond je leuk/minder leuk aan deze les?

Slide 19 - Mind map