Maandag 27/05 2H1 les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Le cours de français du 27 mai

- opdracht bv

- oefenen present en pc

Le programme d'aujourd'hui

- Opdracht afmaken

- Répéter bijvoeglijk naamwoord & vocabulaire

- S'exercer au présent et passé composé

- Terminer

Exercice avec le présent, le passé composé et l'adjectif

Vertaal de volgende zinnen:

1. Hij heeft een blauw t-shirt.

2. Hij heeft een mooie broek.

3. Hij is lang.

4. Hij is naar school geweest.

5. Hij heeft met zijn vrienden gepraat.

6. * Hij heeft zes verschillende lessen gehad.

7. * Hij draagt zijn zware boeken (m).

8. Verzin zelf een originele zin!

* lessen = cours, dragen = porter & zwaar = lourd Ik loop rond om te helpen.

Quiz

Eerst vraag ik een paar vragen over het bijvoeglijk naamwoord, dan test ik hoe goed je de vocabulaire kent.

Probeer de vragen uit je hoofd te doen. Je mag ook je schema erbij pakken als je het bijvoeglijk naamwoord lastig vindt.

Let op! Bij bijvoeglijk naamwoord met meervoud, staat er telkens bij of het (m) of (v) is. 

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Ce sont des ... filles (v) ...

1. grandes filles
2. filles grandes
3. grands filles
4. grande filles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Je mange un ... poisson ...

1. poisson dégoutante
2. dégoutant poisson
3. poisson dégoutant
4. dégoutante poisson

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Il a les ... cheveux (m) ...

1. cheveux noir
2. cheveux noirs
3. noirs cheveux
4. noires cheveux

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

La ... maison ...

1. vieille maison
2. vieux maison
3. maison vieille
4. maison vieilles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Elles sont très ...

1. beaux
2. beau
3. belle
4. belles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

Nous achetons des ... stylos (m) ...

1. nouvelle stylos
2. nouveaux stylos
3. stylos nouveaux
4. stylos nouvelles

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

C'est une ... chose ...

1. bonne chose
2. bon chose
3. bonnes chose
4. chose bonne

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

La professeur est très ...

1. calm
2. calme
3. calms
4. calmes

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

C'est une ... leçon ...

1. longe leçon
2. leçon longe
3. leçon longue
4. longue leçon

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?

La personne est vraiment ...

1. artistique
2. artistiq
3. artistiques

Wat is de juiste vertaling?

ensemble

1. voor
2. samen
3. tegen
4. met

Wat is de juiste vertaling?

devenir

1. gaan
2. kopen
3. worden
4. hebben

Wat is de juiste vertaling?

parfois

1. altijd
2. toch
3. bijna
4. soms

Wat is de juiste vertaling?

d'abord

1. vervolgens
2. eerst
3. later
4. na

Wat is de juiste vertaling?

la nourriture

1. het stukje
2. het bord
3. de groenten
4. het eten

Wat is de juiste vertaling?

het recept

1. la recept
2. la recepte
3. la recette
4. le recette

Wat is de juiste vertaling?

voorbereiden/ klaarmaken

1. préperer
2. préparer
3. acheter
4. donner

Wat is de juiste vertaling?

jij wilt

1. je veux
2. tu veut
3. il veut
4. tu veux

Wat is de juiste vertaling?

vanavond

1. cette soire
2. ce soir
3. ce soire
4. soir

Wat is de juiste vertaling?

wat is het?

1. qu'est-ce qu'est
2. qu'est c'est
3. qu'est-ce que c'est
4. que'st-ce que c'est

Oefenen met le présent et le passé composé

Ga naar www.verbuga.eu

1. Klik bij temps 'présent' en 'passé composé' aan.

2. Klik bij verbes irréguliers 'avoir' en 'être' aan.

3. Klik bij verbes réguliers tenminste 3 werkwoorden aan per categorie (dus werkwoorden op -er, werkwoorden op -ir en werkwoorden op -re). Dus minimaal 9 werkwoorden!

4. Laat de questions op 'au hasard' staan. 

5. Klik op confirmer om te beginnen!

Je vult in het vakje telkens de goeie vorm in en je drukt op suivant om naar de volgende te gaan.

Het vinkje 'aide-accents' kan je helpen om het juiste accent neer te zetten. 

Au revoir !

Les devoirs:

Vocabulairelijsten A, B en E herhalen 

Oefen online met verbuga.eu !