Modals

Today's program:




  • Rules and expectations this week
  • Grammar (modals)
Learning goal:
At the end of the lesson:

  • You will know what modals are. 
  • You will know how to apply them.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Today's program:




  • Rules and expectations this week
  • Grammar (modals)
Learning goal:
At the end of the lesson:

  • You will know what modals are. 
  • You will know how to apply them.

Slide 1 - Slide

timer
1:00
What do you know about modals?

Slide 2 - Mind map


Waar met je op letten bij "Modals"?






Modals zijn speciale hulpwerkwoorden en gedragen zich anders dan alle andere werkwoorden
There are 10 modals

Slide 3 - Slide

What are modals?
timer
0:30
A
Koppelwerkwoorden: to be, to grow, to turn, to appear, to feel
B
Werkwoorden: to see, to listen, to know, to write, to go.
C
Hulpwerkwoorden: must can, could, may, ought to, might, shall, have to, should, will, would
D
Zelfstandige naamwoorden: table, computer, school

Slide 4 - Quiz

timer
1:00
Write down the modals you know

Slide 5 - Mind map

Waar moet je op letten bij modals (= hulpwerkwoord)?
  • 'Modals' hebben geen "-s"in de derde persoon enkelvoud.
He must do his homework now.
  • Modals worden gevolgd door hele werkwoord zonder "to"
  • Negatieve vorm: NOT achter de modal
I shall not break my promise.
  • Veel 'modals' kun je niet gebruiken in de verleden of toekomende tijd.

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je modals?

Slide 7 - Slide

Kunnen: 
mogelijkheid: may, could/might.

It could rain tomorrow.


Is niet gebeurd : could have
You could have warned sooner

Slide 8 - Slide


Iets dat betrekking heeft op:



Dan gebruik je:


Toestemming,
Mogelijkheid,
Waarschijnlijkheid
timer
0:30
A
Can/could, will/would & may/might
B
Shall, should, must, ought to
C
Can & Could
D
To be allowed to

Slide 9 - Quiz

Grammar vocabulary
Translate : tegenslag en faillisement
A
gegenteil & failure
B
setback & bankruptcy
C
setback & faillicy
D
counterpart & bankruptcy

Slide 10 - Quiz

Translate into English: Faillisement en concurrent

Slide 11 - Open question

Welke 'modals' gebruik je bij verbod of verplichting

Slide 12 - Open question

Wat moet je onthouden van 'modals'
A
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud
B
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, kunt verleden tijd van maken
C
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, je kunt er toekomende tijd van maken
D
Geen '-s in 3e persoon enkelvoud, gevolgd door hele werkwoord zonder 'to'

Slide 13 - Quiz

She                             play tennis very well!

If you tell him your problem he might                  help you.

He is old now, be he                            dance like crazy!
Can
Could
be able to

Slide 14 - Drag question

What do you remember about modals?

Slide 15 - Mind map

Further practice
worksheet: "schema hulpwerkwoorden" on ItsLearning

Slide 16 - Slide