20240425

20240416
Wie vindt het langste woord?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DagBasisschoolGroep 7

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

20240416
Wie vindt het langste woord?

Slide 1 - Slide

Dienstmededeling
Als ik praat of stilte vraag dan ben jij stil.
Moet ik jou 2x aanspreken dan sta je op het bord.
Als ik je dan nog een keer moet aanspreken heb je straf.
Hierover gaan we niet in discussie.

Slide 2 - Slide

Donderdag 25 april
08:30
Rekenen
09:30
Spelling: dictee
10:00
Pauze
10:30
Unit
11:45
Lezen
12:00
Pauze
12:45
Woordenschat toetsje
13:30
Engels
14:00
Huiswerk + afmaken unit
14:30
Naar huis

Slide 3 - Slide

Rekensprint
Check of je iPad op stil staat!
10 minuten stil werken.

Klaar? redactiesommen.nl (niet inloggen)
Wie maakt meer dan 2 taken?

Slide 4 - Slide

Rekencircuit
  • 3 Stations!
  • plus- en min-sommen
  • keer-sommen
  • deel-sommen

Slide 5 - Slide

Rekencircuit
  • 12 minuten per blok, werk in je schrift.
  • Je werkt stil voor jezelf.
  • Let op de notatie! Onder elkaar, cijferend, met hulpcijfertjes.
timer
12:00

Slide 6 - Slide

Dictee
Ik heb gehoord / gehoort




Slide 7 - Slide

Dictee
Klaar? Stil verder werken aan je Trias Politica tekening.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Is elke manier van invloed uitoefenen voor elke situatie even effectief?      

Slide 10 - Slide

Je mag niet meer voetballen in de pauze

De pauzes worden korter
Er komen minder iPads in de klas
Je mag niet meer in het tussenlokaal werken
- Iedereen maakt een eigen actie
- Maak iets origineels!
- Om 11:40 is het af
- uploaden in Toddle
timer
50:00

Slide 11 - Slide

Woordenschat toetsje
Klaar? Stil verder werken aan je Trias Politica tekening.

Slide 12 - Slide

Woordenschat toetsje
Klaar? Stil verder werken aan je Trias Politica tekening.

Slide 13 - Slide

Wat is het onderwerp?

De paarse auto rijdt harder dan de rode.


A
auto
B
paarse auto
C
de paarse auto
D
de paarse auto & de rode

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De paarse auto rijdt harder dan de rode.


A
rijdt
B
rijdt harder
C
rijdt harder dan
D
rijdt harder dan de rode

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Nadat ik thuis kwam, deed ik mijn jas uit.

A
ik kwam
B
kwam
C
kwam & deed
D
ik kwam & ik deed

Slide 16 - Quiz

Splits in zinsdelen

De oude kat geeft mij een knipoog.

A
De oude kat / geeft / mij een knipoog.
B
De oude kat / geeft / mij / een knipoog.
C
De / oude kat / geeft / mij / een knipoog.
D
De oude / kat / geeft / mij een knipoog.

Slide 17 - Quiz

Wat is 'een knipoog'?

De oude kat geeft mij een knipoog.

_____________
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Voegwoord

Slide 18 - Quiz

Wat is het gezegde?

Wij gaan op de Koningsspelen lekker sporten.
A
gaan
B
Wij gaan
C
gaan lekker sporten
D
gaan sporten

Slide 19 - Quiz

Wat is 'omdat'?

Ik draag een jas omdat de zon vandaag niet schijnt.
_______
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Voegwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm / zijn de persoonsvormen?

Ik draag een jas omdat de zon vandaag niet schijnt.
A
draag
B
draag & vandaag
C
draag & schijnt
D
niet schijnt

Slide 21 - Quiz

Wat is het onderwerp / zijn de onderwerpen?

Ik draag een jas omdat de zon vandaag niet schijnt.
A
ik
B
ik & zon
C
zon
D
ik & vandaag

Slide 22 - Quiz

Wat is 'een jas'?

Ik draag een jas omdat de zon vandaag niet schijnt.
_______
A
lijdend voorwerp
B
gezegde
C
onderwerp
D
voegwooord

Slide 23 - Quiz

Engels
  • I am not angry.
  • You are not angry. / You're not angry. / You aren't angry.
  • He is not angry. / He's not angry. / He isn't angry.
  • We are not angry. / We're not angry. / We aren't angry.

Slide 24 - Slide

Engels
  • I am happy. / I'm happy.                  Am I happy?
  • You are happy. / You're happy.       Are you happy?
  • She is happy. / She's happy.             Is she happy?
?

Slide 25 - Slide