Les 24, Triclinium

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Voor de maaltijd wasten de Romeinen

1. hun handen
2. hun voeten
3. hun handen en voeten
4. noch hun handen, noch hun voeten

Welke term wordt gebruikt voor de eetkamer in een Romeinse domus?

1. tablinum
2. triclinium
3. cubiculum
4. taberna

Wat klopt er niet aan de afbeelding?

Bedenk een reden waarom de Romeinen
in het zomertriclinium gemetselde
aanligbedden gebruikten.

Wat is jouw favoriete 3-gangenmenu?

MC oefening les 22 t/m 24

zorgvuldig vertalen

Echo ultima verba, quae alii homines dixerant, repetebat.

1. Echo herhaalde het laatste woord, dat een mens had gezegd.
2. Echo herhaalde de laatste woorden van mensen, die ze zeiden.
3. Echo herhaalde de laatste woorden, die andere mensen hadden gezegd
4. Echo herhaalde de laatste woorden, die een ander mens had gezegd.

Quid Daphne dixit Apollini?

1. Quid is acc.ev. onz. en betekent: wie?
2. quid is nom.ev.onz. en betekent : wat?
3. quid is acc..ev.onz. en betekent : wat?
4. quid is acc.ev.m. en betekent: wie?

Successus, qui multa latifundia possidebat, vir dives erat.

1. Successus, die veel landgoederen bezit, is een rijk man.
2. Successus, die veel landgoederen bezat, was een rijk man.
3. Successus was een rijk man, omdat hij veel landgoederen bezit.
4. Successus is een rijk man en hij bezit veel landgoederen.

Quam puellam, quam vides vinum in mensam ponere, Iris est?

1. Welk meisje, dat je wijn op de tafel ziet plaatsen, is Iris?
2. Welk meisje, dat wijn op de tafel kon plaatsen, is Iris?
3. Het meisje, dat je wijn op de tafel ziet plaatsen, is Iris.
4. Wie is het meisje, dat je wijn op de tafel ziet plaatsen, is dat Iris?

Severum iuvat puellam pulchra forma aspicere.

1. Het bevalt Successus het mooie meisje met haar schoonheid te zien.
2. Het bevalt Successus het meisje met haar mooie gestalte te zien.
3. Het beviel Successus het meisje met haar mooie gestalte te zien.
4. Het bevalt Successus dat het meisje met haar mooie gestalte hem ziet.

Dei Narcissum puniverunt ob superbiam, qua omnes puellas spreverat.

1. De goden straffen Narcissus, vanwege de arrogantie die alle meisjes had afgewezen.
2. De goden straften Narcissus, vanwege de arrogantie die alle meisjes had afgewezen.
3. De goden straften Narcissus, vanwege de arrogantie waarmee hij alle meisjes had afgewezen.
4. De goden straffen Narcissus, vanwege de arrogantie die alle meisjes afwees.

Qui est iuvenis, quem in thermopolio vidimus?

1. Wie is de jongeman, die we in de snackbar zien?
2. Wie is de jongeman, die we in de snackbar zagen?
3. Welke jongeman is het, die wij in de snackbar zien?
4. Welke jongeman is het, die wij in de snackbar hebben gezien?

Cuius puellae imaginem in pictura vides?

1. Van wie zie je de afbeelding op het schilderij van het meisje?
2. Van welk meisje zie je de afbeelding op het schilderij?
3. Van welk meisje zien jullie de afbeelding op het schilderij?
4. Welke afbeelding van welk meisje zie je op het schilderij?