Thema 3 Bloedsomloop

In de kleine bloedsomloop wordt...
A
zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven
B
zuurstof afgegeven en koolstofdioxide opgenomen in het bloed
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In de kleine bloedsomloop wordt...
A
zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven
B
zuurstof afgegeven en koolstofdioxide opgenomen in het bloed

Slide 1 - Quiz

De grote bloedsomloop is de bloedsomloop welke verloopt
over de longen
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat is de volgorde van de kleine bloedsomloop?
A
rechterkamer, longslagader, longen, longader, linkerboezem
B
rechterkamer, longader, longen, longslagader, linkerboezem
C
Linkerkamer, longslagader, longen, longader, linkerboezem
D
Linkerkamer, longader, longen, longslagader, linkerboezem

Slide 3 - Quiz

Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat de bloedsomloop bestaat uit slagaders en haarvaten.
B
Omdat het bloed per hartslag twee keer door de longen stroomt.
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt.
D
Omdat per hartslag zuurstofarm en zuurstofrijk bloed door het hart stroomt.

Slide 4 - Quiz

Maakt bloedvat 1 deel uit van de grote bloedsomloop of van de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop

Slide 5 - Quiz

Bloedsomloop bestaat uit...
A
Hart en bloedvaten
B
Alleen het hart
C
Alleen de bloedvaten
D
Alleen bloedvaten

Slide 6 - Quiz

Wat haalt de kleine bloedsomloop op?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
waterdamp

Slide 7 - Quiz

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 8 - Quiz

In hooggelegen gebieden bevat de lucht minder zuurstof dan in Nederland. Nederlandse topsporters trainen graag een aantal weken in die gebieden. Daarna leveren ze in Nederland betere prestaties. Als gevolg van de training is de samenstelling van het bloed veranderd.

Wat is door de training veranderd in de samenstelling van het bloed?
A
Het bloed bevat meer bloedplaatjes
B
Het bloed bevat meer rode bloedcellen
C
Het bloed bevat meer witte bloedcellen
D
Het bloed bevat meer bloedplasma

Slide 9 - Quiz


Slagaders hebben aderkleppen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 10 - Quiz

Is de aorta een ader of een slagader? Vervoert de aorta zuurstofarm of zuurstofrijk bloed?
A
De aorta is een ader die zuurstofarm bloed vervoert.
B
De aorta is een ader die zuurstofrijk bloed vervoert.
C
De aorta is een slagader die zuurstofarm bloed vervoert.
D
De aorta is een slagader die zuurstofrijk bloed vervoert.

Slide 11 - Quiz

Is het bloedvat dat wordt aangegeven met nummer 2 een ader of een slagader?
A
Ader
B
Slagader

Slide 12 - Quiz

Het hart hoort bij het...
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Verteringsstelsel
D
Spierstelsel

Slide 13 - Quiz

Hart
A
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de aorta
B
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longader
C
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de holle ader
D
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longslagader

Slide 14 - Quiz

Gaan aderen naar het hart toe of van het hart af?
A
Naar het hart toe
B
Van het hart af

Slide 15 - Quiz


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 16 - Quiz

Het hart pompt bloed door ons lichaam. Toch heeft het hart zelf ook bloed nodig. Hoe heten de bloedvaten die het hart van zuurstofrijk bloed voorzien?
A
Holle ader
B
Kransader
C
Kransslagader
D
Longader

Slide 17 - Quiz

Het hart is een spier
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz


Bekijk de afbeelding van het hart.
Welke helft bevat zuurstofrijk bloed?
A
Linkerharthelft
B
Rechterharthelft

Slide 19 - Quiz


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 20 - Quiz


A
1. slagader 2. haarvat 3. ader
B
1. haarvat 2. slagader 3. ader
C
1. ader 2. haarvat 3. slagader
D
1. ader 2. slagader 3. haarvat

Slide 21 - Quiz

In slagaders is de bloeddruk hoger dan in aders.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 23 - Quiz

In welke volgorde stroomt het bloed?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 24 - Quiz

Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 25 - Quiz

Wat is waar?

1. Slagaders: wand dik, bloeddruk hoog
2. Aders: kleppen in armen en benen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 26 - Quiz

Slagaders zijn meestal dieper in het lichaam gelegen dan aders.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Een slagaderlijke bloeding is gevaarlijker dan een aderlijke bloeding.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Wat is waar?
1. Aders: bloeddruk laag
2. Slagaders: dik, stevige, elastische wand
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 29 - Quiz

De motor van de bloedsomloop is...
A
De longen
B
Het hart
C
De lever
D
De aders

Slide 30 - Quiz

Met de dubbele bloedsomloop wordt de kleine en grote bloedsomloop samen bedoeld
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 31 - Quiz


Wat is de kleine bloedsomloop?
A
van het hart naar de hersenen en weer terug
B
van het hart door het lichaam en weer terug
C
van het hart naar de darmen en weer terug
D
van het hart naar de longen en weer terug

Slide 32 - Quiz