Samenvatting hoofdstuk 2 PWW januari 2025

Samenvatting hoofdstuk 2 PWW januari 2025
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Samenvatting hoofdstuk 2 PWW januari 2025

Slide 1 - Slide

Lezen
Neem 2.3 goed door. Je moet weten:
  • wat een informatieve tekst is (zie bladzijde 101)
  • functies van de inleiding (bladzijde 104)
  • Op welke manieren de interviewer een verslag kan schrijven (102)
  • Tekstverbanden herkennen (bladzijde 23!)
  • Functies van het slot (104)

Slide 2 - Slide

Schrijven & formuleren
  • Je moet kunnen citeren (bladzijde 112) 
Anton zegt: "Dat heb ik helemaal niet gezegd!"

Jet vertelt: "Ik heb een fijne kerstvakantie gehad."

"Ik heb een fijne kerstvakantie gehad."

Slide 3 - Slide

Woorden
Je moet echt alle woorden kennen. (bladzijde 116)
Maar ook: de Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels (bladzijde 121).


Slide 4 - Slide

Grammatica zinsdelen
  • Je moet kennen wat nevenschikking en onderschikking is (129)
  •  Je moet bij het werkwoordelijk gezegde, indien nodig, ook het wederkerend gedeelte opschrijven als werkwoordelijk gezegde (bladzijde 123) (Martin is aan het gamen.)

Slide 5 - Slide

Zinsontleden
1. Persoonsvorm (altijd een werkwoord, te vinden door getalsproef, tijdverandering of vraagzin)
2. Zinsdeelstrepen (en dubbele strepen bij twee zinnen)


Slide 6 - Slide

Zinsontleden
3. Werkwoordelijk gezegde = persoonsvorm & eventueel andere vormen van werkwoorden + "zich"
4. Naamwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin + een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp




Slide 7 - Slide

Zinsontleden
4. Naamwoordelijk gezegde: koppelwerkwoorden
zijn, worden, blijven. blijken, schijnen, heten, dunken & voorkomen

Mijn vriend is voetballer --> "zijn" en het onderwerp is "Mijn vriend" --> NG = "is voetballer."





Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
BWB zegt iets over het gezegde. De oude man liep over de brug
In het weekend fietsten we naar het strand. Gisteren was het mooi weer.
In de zin ‘Gisteren reed ik op mijn nieuwe fiets in twintig minuten naar mijn werk’, bijvoorbeeld, staan vier van zulke bepalingen. Ze geven aan wannéér iemand aan het rijden was (‘gisteren’), welk ‘hulpmiddel’ daarbij gebruikt werd (‘op mijn nieuwe fiets’), hoelang dat rijden duurde (‘in twintig minuten’) en waar die persoon naartoe reed (‘naar mijn werk’).

Slide 9 - Slide

Grammatica woordsoorten
Je moet: telwoorden kunnen benoemen (bladzijde 141)
Zinnen kunnen (af-)maken met wederkerende werkwoorden/voornaamwoorden.
Zorg dat je alle woordsoorten kent (lidwoorden, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, voegwoorden, kww, hww, zww, wkww (wederkerend), wvn (wederkerend voornaamwoord), wgv (elkaar(s)), pers.vnw, bez.vnw., aanw.vnw., vragend vnw, telwoorden (4x)

Slide 10 - Slide

KWW, ZWW, HWW
Koppelwerkwoorden hebben we al gehad
ZWW & KWW kunnen NIET samen in 1 zin. Dus: is er een KWW, dan kan er geen ZWW meer zijn.
ZWW: werkwoorden die als PV zelfstandig een gezegde kunnen vormen
HWW: hebben, zijn (bijvoorbeeld bij "Wim is van club geswitcht"), zullen (tijd), worden, kunnen, moeten, hoeven, mogen, willen, zullen, doen, laten, 

Oefenen: maak de test jezelf Grammatica woordsoorten & de versterk jezelf

Slide 11 - Slide

Vragen?

Slide 12 - Slide