Bs 5, transport door membranen

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 5, 
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 5, 
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

terugblik
-Uit welke stof bestaan de membranen van celorganellen voor het grootste deel?
-Wat is de functie van het ribosoom?
-Omschrijf de route van een eiwit van productie tot buiten de cel.
-Welk celorganel levert energie aan de cel?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Transport door membranen via 
passief transport (kost geen energie)
-osmose en '
-diffusie
en actief transport (kost wel energie ATP)
-door transporteiwitten

Slide 10 - Slide

Passief transport
kost geen energie
verloopt altijd door een concentratieverschil
osmose en diffusie


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Transport door membranen
Osmose
  • verplaasten van water moleculen door membraan via aqua-poriën.

  • altijd van lage osmotische waarde naar hoge osmotische waarde.
  • Kost geen extra energie (ATP)

Slide 14 - Slide

Osmose 

Slide 15 - Slide

Osmotische waarde
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.

Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.

Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 16 - Slide

Transport door membranen
Osmotische waarde
  • gaat alleen om de concentratie opgeloste stoffen. 

  • NaCl splitst in water in Na+ en Cl-
         hierdoor wordt de osmotische waarde 2x zo hoog
Dus 2% glucose-oplossing heeft een lagere osmotische waarde dan 2% NaCl-oplossing.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

opdracht 43 a
Je maakt 250 g fysiologische zoutoplossing.
Hoeveel gram keukenzout moet je dan oplossen?
Een fysiologische zoutoplossing bevat 0,9% zout.


Slide 27 - Slide

Je moet dan (250 g : 100% x 0.9 =) 2,25 g zout oplossen.

Hoeveel overige vloeistof bevat deze oplossing dan?

Slide 28 - Slide

opdracht 43 b
Je maakt 20 g keukenzoutoplossing van 5%.
Hoeveel gram zout en hoeveel gram water heb je dan nodig?


Slide 29 - Slide

Voor 20 g keukenzoutoplossing van 5% heb je (20 g : 100% x 5)= 1 g zout en (20 g − 1 g =) 19 g water nodig.

Slide 30 - Slide

Het totale gewicht van de oplossing is 3 + 2 + 20 = 25 g. De zoutconcentratie is dan (3 g : 100% x 25  =) 12% en de suikerconcentratie is (2 g : 100% x 25  =) 8%.

Slide 31 - Slide

opdracht 43 c
Kristel lost 3 g keukenzout en 2 g suiker op in 20 g water.
Hoe groot is de zoutconcentratie in de oplossing die ze krijgt? En hoe groot is de suikerconcentratie?

Slide 32 - Slide

uitleg PPM
ppm: parts per million

Om van % naar ppm te rekenen, schuif je de komma 4 plaatsen naar rechts op. Oftewel je doet x 10.000

maak opdracht 44

Slide 33 - Slide

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 

Zelfstandig werken: opdracht 46 en 47
compact opdracht: 46 en 47
Dit is ook het huiswerk

Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 34 - Slide

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 5
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 35 - Slide

huiswerk
We kijken samen de huiswerkopdrachten na.
opdracht 46 en 47.

Slide 36 - Slide

terugblik
-Wat is diffusie?
-Wat is osmose?
-Leg het principe van beide begrippen uit en gebruik daarbij de woorden: "moleculen" en "bewegen".
-Wat houdt passief transport in?

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Hypotoon/ / hypertoon/isotoon

Slide 40 - Slide

Transport door membranen
Osmose dierlijke cel
Tip voor toets
Maak een tekeningetje met pijlen. Dat maakt de opgave vaak een stuk duidelijker.

Slide 41 - Slide

plantencel
-de celwand van een plant is volledig permeabel, laat dus ook grote moleculen en water door.
De celmembranen van een plant zijn semi-permeabel.
-in een isotone omgeving, dus dezelfde osmotische waarde als binnen de cel, zal stevigheid verliezen. De druk op de celwand wordt kleiner.
-In een hypotone omgeving zal de druk op de celwand door osmose toenemen...TURGOR.
-

Slide 42 - Slide

Transport door membranen
Osmose plantaardige cel
de begrippen hyper- en hypotoon zijn altijd relatief; dus ten opzicht van....
Let daarom altijd goed op of de cel hypotoon of juist de omgeving hypotoon is. 

afb 3 plasmolyse. Het celmembraan laat los van de celwand

Slide 43 - Slide

Passief transport
-kost geen energie
-kan direct door het membraan of via transporteiwitten, bv aquaporines.
-verloopt altijd door een concentratieverschil
-osmose en diffusie


Slide 44 - Slide

Actief transport, tegen concentratiegradiënt in kost ATP.
blz 46 afb. 45
gaat tegen de concentratiegradiënt in
kost wel energie

Slide 45 - Slide

Transport door membranen
Membraaneiwitten
  • Eiwitten in membraan zorgen voor transport van 
     grotere / geladen moleculen.
  • Transport kan alle kanten op:
            - van hoge naar lage concentratie: passief  (kost geen extra energie)
            - van lage naar hoge concentratie: actief (kost wel extra energie)
Tip voor toets
Maak een tekeningetje met pijlen. 
Dat maakt de opgave vaak een stuk duidelijker.

Slide 46 - Slide

Osmose en context

Slide 47 - Slide

Osmose en context
  • De omgeving heeft door het zout een veel hogere osmotische waarde gekregen, waardoor er water uit de cellen van de slak verplaatst zal worden. Hierdoor sterven de cellen van de slak.
  • Osmose

Slide 48 - Slide

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Link

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 49, 50 en 52

Zelfstandig werken: opdracht 51 t/m 55
compact opdr 51, 54
Dit is ook het huiswerk
Klaar? maak opdr 56 op blz 50

Slide 51 - Slide