This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Spelling H1 t/m H6 NN 1hv; dl 1
Oefenen met alles
Slide 1 - Slide
Verbeter de zin met hoofdletters en leestekens.
het amsterdamse waterlooplein en dierentuin artis liggen niet ver uit elkaar
Slide 2 - Open question
Verbeter de zin met hoofdletters en leestekens.
gaat lotte van der veen iedere lente naar de canarische eilanden
Slide 3 - Open question
Maak verkleinwoorden van de volgende woorden:
bezem kring logé pony
Slide 4 - Open question
De overtreffende trap van weinig = minst
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quiz
Typ van de volgende woorden het meervoud:
idee kolibrie bureau stommerik
Slide 6 - Open question
In welke zin zit een fout met hoofdletters en/of leestekens?
A Tibbe zegt tegen Minoes dat ze katse gewoontes heeft. B 'Ik ga nog even de daken op!' roept Minoes tegen Tibbe. C Op het dak ontmoet Minoes de Jakkepoes, Tante Moortje, en Tinus. D In geen van de zinnen zit een fout met hoofdletters en/of leestekens.
A
zin A
B
zin B
C
zin C
D
in geen van de zinnen zit een fout
Slide 7 - Quiz
Welk stoffelijk bijvoeglijk naamwoord hoort niet in dit rijtje? Leg je antwoord uit. glas – ijzer – hout – karton – leer – plastic
Slide 8 - Open question
Verbeter de zin indien er fouten instaan met hoofdletters en/of leestekens. Het kan ook zijn dat je niets hoeft te verbeteren!
Peter vroeg aan Hannah: "hoe laat ze 's ochtends de trein neemt."
Slide 9 - Open question
Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Johan zit in de (financieel) ……………………………………………………. sector.
Slide 10 - Open question
Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Onze oma breidt voor iedereen een (wol)……………………………………………… trui.
Slide 11 - Open question
Is de zin goed of fout gespeld?
De toerist uit Portugal vroeg aan een Amsterdamse buschauffeur de weg naar het Centraal Station.
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quiz
Zet de zin in de directe rede.
Lieke vraagt wie er meegaat naar de kantine voor een chocolademelk.