Week 4 Nederlands 1HM ZD

Nederlands 1HM week 4
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands 1HM week 4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Slide

Week 4  - 25 januari t/m
29 januari 2021

Weektaak af: dinsdag 2 februari, zie magister!!!
  • We gaan deze week door met het werkwoordelijk gezegde
  • Aan het eind van deze weektaak staan de antwoorden van weektaak 3.
  • Zorg voor een nieuw leesboek! Een stripboek of tijdschrift mag ook.

Slide 4 - Slide

Toetsen periode 2
  • Proefwerk lezen hoofdstuk 3 en 4: 3x
  • Grammatica en zinsdelen H. 1 t/m H. 6: 1x
  • Schrijven H. 3 en H. 4: 2x
  • Boekentoets: totaalcijfer hele schooljaar: 1 x

Slide 5 - Slide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 6 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek of stripboek. Dat doe je natuurlijk elke dag !

Slide 7 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je weektaak. 

De antwoorden van weektaak 3 staan aan het eind van de les.


Slide 8 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer je:
  • hoe je het werkwoordelijk gezegde in een korte zin vindt

Slide 9 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige les
Voor de kerstvakantie hebben we  geoefend met het vinden van het onderwerp in een zin en hebben we geleerd (herhaald) wat een lidwoord en wat een zelfstandig naamwoord is. 

Slide 11 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (p. 80)
Zinnen bestaan uit zinsdelen. Het onderwerp (ow) ken je al. Een ander zinsdeel is het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’. Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (de persoonsvorm), soms zijn het er meer.Bijvoorbeeld:

Dit weekend / wil / ik (ow) / mijn verjaardag / gaan vieren.

pv = wil

wg = wil gaan vieren

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Maken
Maken
Werkwoordelijk gezegde: maken opdracht 1 t/m 6 p. 80 en 81













 

Slide 15 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...
  • je wat een werkwoordelijk gezegde is en hoe je een werkwoordelijk gezegde kunt vinden in een zin?

Slide 16 - Slide

Inleveren huiswerk
Maak een foto van je huiswerk en lever in via LessonUp, uiterlijk 2 februari

Eerder mag altijd!

Slide 17 - Slide

Inleveren huiswerk

Slide 18 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 19 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 20 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 21 - Open question

Nakijken

Slide 22 - Slide

Nakijken weektaak 3
Maken
Onderwerp: maken opdracht 1 t/m 5 p. 54 en 55


Lidwoord en zelfstandig naamwoord: opdracht 1 t/m 6 p. 56 
en 57 












 

Slide 23 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 54
1 Muziek / kan / heel veel emotie / losmaken / bij mensen.
2 Ruud / gaat / vandaag / een keer / met de trein / naar zijn werk.
3 Veel mensen / vinden / scheef hangende lijsten / heel irritant.
4 Deze rode lange broek / vindt / Marianne / het mooist.
5 De klimaatverandering / komt / niet / door de stabiele zon.
6 De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt.

Slide 24 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 55
1 pv = speelt Wie speelt? ow = Mieke
2 pv = bestelde Wie bestelde? ow = Roxanne
3 pv = is Wat is te verkrijgen? ow = de nieuwste dvd van de Linnets
4 pv = gaf Wie gaf? ow = onze mentor
5 pv = komt Wat komt? ow = het favoriete programma van Jasper
6 pv = had Wie had terugbetaald? ow = Soumaya


Slide 25 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 55
1 heb – hebben ik – wij
2 zijn – is De personen – De persoon
3 moeten – moet lezers – een lezer
4 vonden – vond Een klasgenoot van Jochem
5 sprak – spraken De lerares – De leraressen
6 vind – vinden ik – wij

Slide 26 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 55
1 pv = moeten ow = de verpakkingen van levensmiddelen
2 pv = zegt ow = de chauffeur van tram 1
3 pv = worden ow = lekkere broodjes met gezond beleg
4 pv = maken ow = de kitesurfers aan het strand
5 pv = mogen ow = de leerlingen van de brugklas
6 pv = staat ow = een elektrische fiets met minstens zeven versnellingen

Slide 27 - Slide

Opdracht 5 bladzijde 55
1 het eten van een nieuw gerecht; griezelig
2 te laat; verstuurd
3 als eerste; bij de gymzaal; aan
4 volgend schooljaar; honderd jaar
5 Gerard; niet; willen vragen; voor hun feestje
6 hoe; zijn beste bedoelingen; bewijzen

Slide 28 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 56
1 Veel jongeren lezen tegenwoordig de krant op hun tablet.
2 Jeroen ging de stad in voor nieuwe gymschoenen.
3 Waarom heb ik het gevoel dat wij straks een heel moeilijk dictee krijgen?
4 De vader van Vera ging voor het werk naar Arizona.
5 Mama omhelsde Oliwia na haar lange afwezigheid.
6 Ik weet niet of ik met de bus naar Den Haag ga.

Slide 29 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 57
1 Pieter en Leendert klapten enthousiast na de prachtige voorstelling.
2 De foto van Anouk hangt bij haar oma aan de muur.
3 Achter het schoolgebouw staat al heel lang een fiets.
4 In het restaurant liggen de menukaarten op de tafels.
5 Meneer Van Zijl oefende de moeilijke sommen nog een keer met ons.
6 Op nieuwjaarsochtend zie je langs de weg nog veel vuurwerk liggen.

Slide 30 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 57
 lw zn ww
1 dag, kilometer fiets
2 Renske, vaardigheden oefenen
3 de fietsenstalling, fiets kun
4 haar pesten
5 een plannen belde
6 dromen werken


Slide 31 - Slide

Opdracht 4 en 5 bladzijde 57
Opdracht 4
Eigen antwoorden.
Opdracht 5
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
1 Het meisje hield van ons allemaal.
2 Wil Jochem de hele dag in het natuurpark ronddwalen?
3 Op zondag kun je heerlijk zitten op een terras.
4 De meisjes waren de laatsten binnen in Kaatsheuvel.


Slide 32 - Slide

Opdracht 6 bladzijde 57
1 weersvoorspelling = zn
regent = ww
de = blw
2 gaan = ww
een = olw
Efteling = zn
3 een = x
volleyballers = zn
geblesseerd = ww
4 het = blw
interview = zn
gegeven = ww


Slide 33 - Slide

Opdracht 6 bladzijde 57
4 het = blw
interview = zn
gegeven = ww
5 plukdagen = zn
kun = ww
plukken = ww
6 een = olw
trein = zn
gevallen = ww

Slide 34 - Slide

Weektaak 4 afgerond

Slide 35 - Slide