Klas 3 gymn Montag, den 28. Februar 2022

Montag, den 28. Februar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziel dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste A 
  • Grammatik: vervoegen werkwoorden o.t.t
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Montag, den 28. Februar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziel dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste A 
  • Grammatik: vervoegen werkwoorden o.t.t
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss

Slide 1 - Slide

Nachsehen Hausaufgaben:
Werkboek E Kapitel 13:
Einleitung 
Aufgabe 1.1
Aufgabe 2.1

Slide 2 - Slide

Ziel Unterichtsstunde
Je weet hoe werkwoorden in de tegenwoordige tijd worden vervoegd.

Slide 3 - Slide

Wörterliste A Seite 66
bespreken 

Slide 4 - Slide

Kapitel 13: Rundherum vernetzt
Grammatik: 
vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.



Slide 5 - Slide

Vervoegen werkwoorden:
  • Wat is bij zwakke werkwoorden de 1e stap bij vervoegen.
  • Wat is het ezelsbruggetje voor de uitgang na de stam?
  • Hoe ziet dit ezelsbruggetje er uit bij werkwoorden met sisklank in de stam?
  • Uitgang bij werkwoorden met stam op een d of t?
  • Wat is de standaarduitgang bij Modalverben?

Slide 6 - Slide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
TB Seite 64 sterke werkwoorden met e in stam

Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 7 - Slide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m -> du nimmst/er/sie/es nimmt
  3. geben -> i niet ie
  4. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t     treten -> i niet ie
       du trittst  
       er/sie/es/man tritt

Slide 8 - Slide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 9 - Slide

Hausaufgaben:
Lernen:      Wörterliste A Kapitel 13 TB Seite 66
Lernen:      Grammatik 1 en 2  Kapitel 13 TB Seite 64
Lernen:      Grammatik Kapitel 12 vervoegen verleden tijd  zwakke ww, modale
                      ww en het  wederkerend  vnw. (1t/m3)  Seiten 48-49 Textbuch 
                      (+ stencils) + vervoegen o.t.t.

Machen Kapitel 13
  • Aufgabe 3.3  Seiten 8-9     +      Aufgabe 6.2  Seiten 14-15 + bron 5 TB



Slide 10 - Slide

Zum Schluss
-> Grammatik üben LessonUp -> maandag 7 maart a.s.

Slide 11 - Slide

Vervoegen sterke werkwoorden o.v.t.
-> sterke werkwoorden in het Nederlands zijn vaak ook sterk in het Duits.
-> lijst  veel voorkomende sterke werkwoorden TB Seiten 65-66
-> kolom 4: verleden tijd -> stam

  1. geen uitgang bij ich/er/sie/es/man
  2. bij stam op d/t => uitgang begint altijd met een e
  3. bij stam op sisklank => bij du is uitgang t

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord sterke werkwoorden:
voltooid deelwoord sterke werkwoorden:
  1. eindigt op -en
  2. klinker wijkt regelmatig af van het hele werkwoord

Slide 13 - Slide

Schreibecke   Seite 60  TB
Kapitel 12
Bespreken bron 16 Schreibecke


Slide 14 - Slide

Grammatik: Wederkerend vnw.
Wederkerendvnw aandachtspunten:

  • alleen wederkerend vnw in de zin -> 4e naamval
  • naast wederkerend vnw ook lijdend vnw in de zin -> wederkerend vnw 3e naamval
  • Lichaamsdelen in zin -> wederkerend vnw 3e naamval -> in Nederlands gebruiken we het bezittelijk vnw ipv wederkerend vnw.

Slide 15 - Slide

Betekenis Modalverben:

dürfen = mogen, toestemming hebben

können = kunnen, in staat zijn tot

mögen = houden van, lusten, aardig vinden
müssen = moeten/noodzaak -> het kan niet anders
Betekenis Modalverben:

sollen = moeten/bevel, wil van een ander

wollen = willen

wissen = weten

möchten = zou graag willen
(möchten andere vorm van mögen)

Slide 16 - Slide

Vervoegen van de Duitse Modalverben:
De Duitse Modalverben verschillen in de tegenwoordige tijd in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').

Slide 17 - Slide

Uitzonderingen bij wissen en sollen
sollen -> geen klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man

wissen -> bij ich, du, er, sie, es, man -> ss wordt β

Slide 18 - Slide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   (er/sie/es/man antwortet)

Slide 19 - Slide