Na deze les weten jullie een tekst te schrijven m.b.v. van stappenplan en kun je een schrijfplan maken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 12 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weten jullie een tekst te schrijven m.b.v. van stappenplan en kun je een schrijfplan maken
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Voorkennis
Wat weten jullie al van
het maken van een stappenplan voor schrijven?
Huiswerk bespreken en evaluatie van deze les
Slide 2 - Slide
Stap voor stap schrijven Je schrijft gemakkelijk een goede tekst als je het stap voor stap doet.
Kies een onderwerp en zet vervolgens deze stappen:
Slide 3 - Slide
1 Verzamelen Verzamel informatie over je onderwerp.
2 Ordenen • Maak een woordveld. Noteer je onderwerp en schrijf alle woorden op die met je onderwerp te maken hebben. Zet woorden uit je woordveld die bij elkaar horen bij elkaar. Elk groepje woorden wordt een deelonderwerp in je tekst. Zet je deelonderwerpen in een logische volgorde
Slide 4 - Slide
3 Schrijfplan maken
Noteer het onderwerp van de tekst en beschrijf in het kort wat er in elke alinea komt. Bijvoorbeeld: onderwerp Zeehondencrèche Pieterburen
inleiding al. 1 Waarom ik over de zeehondencrèche schrijf.
middenstuk al. 2 Welke zeehonden leven er in de Waddenzee?
al. 3 Vervuiling.
al. 4 Opvang en verzorging in de crèche.
slot al. 5 Hoe kun je dus de zeehondencrèche helpen?
Slide 5 - Slide
4 Tekst schrijven Schrijf je tekst in volledige zinnen. Gebruik voor de inleiding en voor het slot elk een alinea.
Gebruik in het middenstuk voor elk deelonderwerp ten minste één alinea. Zet boven je tekst een passende titel.
5 Controleren en verbeteren Controleer je tekst. Vraag je af of alles duidelijk in je tekst staat. Verbeter taal- en spelfouten.
Slide 6 - Slide
Enthousiast schrijven Als je iets goed vindt of als je mensen wilt overhalen, moet je enthousiast schrijven. Zo schrijf je enthousiast •
Gebruik positieve woorden: fantastische, ongelooflijk, interessant, gave, vrolijke, steengoed. • Vertel niet zo kort mogelijk de feiten, maar omschrijf ze.
Dus niet: Dennis scoorde de tweede goal.
Maar: Met een loepzuiver afstandsschot scoorde Dennis de tweede goal.
• Vertel hoe jij of anderen het hebben beleefd: De zaal ging helemaal uit z’n dak / We keken onze ogen uit.
Slide 7 - Slide
Even checken.
Wie vertelt mij in het kort, wat er zojuist is verteld?
Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................
Slide 8 - Slide
Nu zelfstandig aan de slag
Bespreken opdrachten en evaluatie van de les
Wat nu?
Voordatje de opdrachten gaat maken, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 57 goed door.
Opdrachten maken 1 t/m 5 blz. 57 t/m 60
Slide 9 - Slide
Aan de slag
Slide 10 - Slide
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd?
Wat moet je onthouden, is belangrijk?
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?