HV1 Taalverzorging 29 onregelmatige en Engelse werkwoorden

Welkom HV1A
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom HV1A

Slide 1 - Slide

Huiswerkopdrachten
Bespreken opdr. 9
opdr. 10. Wie heeft hem thuis gemaakt?

Slide 2 - Slide

Programma

  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdracht nakijken
  3. Terugblik vorige les: taalverzorging 28: voltooid en onvoltooid deelwoord
  4. Taalverzorging 29: onregelmatige en Engelse werkwoorden
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 

a gegaan
 b gespeld
 c geplonsd
 d gezocht
 e gedoofd
 f gelanterfant




Opdracht 6

a uitkijkend
 b verdwenen
 c Smalend
 d voortdurend
 e dansend
 f verschrikt

Slide 4 - Slide

Wat is geen kenmerk van het voltooid deelwoord?
A
je gebruikt 't sexy fokschaap om het voltooid deelwoord te kunnen spellen
B
een voltooid deelwoord staat altijd in de tegenwoordige tijd
C
het voltooid deelwoord begint meestal met ge-, be- of ver-
D
bij een voltooid deelwoord staan er minimaal 2 werkwoorden in de zin

Slide 5 - Quiz

Wij hebben vorige les goed naar de juf ... (luisteren).

Slide 6 - Mind map

Ik ben gelukkig nog nooit op spieken ... (pakken).

Slide 7 - Mind map

Wat is een onvoltooid deelwoord?

A
het hele werkwoord met-d(e)
B
de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 8 - Quiz

... (rennen) gingen de brugklasleerlingen naar de Aldi.

Slide 9 - Mind map

Taalverzorging 29: onregelmatige en Engelse werkwoorden

Doel: Je leert onregelmatige en Engelse werkwoorden correct spellen.


Slide 10 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Klap je laptop bijna dicht.
Lees blz. 118 en 120 in een paar minuten.

Slide 11 - Slide

Met de werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen is iets bijzonders aan de hand. Wat dan?
A
je schrijft de persoonsvorm van deze werkwoorden altijd zonder t
B
er zijn voor de persoonsvorm in de verleden tijd twee mogelijkheden die allebei goed zijn
C
je schrijft de persoonsvorm en het voltooid deelwoord niet volgens de normale regels

Slide 12 - Quiz

Hij ... (hebben) corona ... (hebben).
A
hebt, gehad
B
heeft, gehad
C
heb, gehad

Slide 13 - Quiz

Hij ... (willen) dat jij naar de dokter bent ... (zijn).
A
wil, geweest
B
wilt, geweest
C
wil, zijn
D
wilt, zijn

Slide 14 - Quiz

Hij ... (zullen) ... (willen) dat jij ... (kunnen) afspreken.
A
zal, wil, kunt
B
zou, willen, kon
C
zal, willen, kunt
D
zouden, willen, kon

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar?

Engelse werkwoorden worden vervoegd volgens de Nederlandse spellingregels.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Hij ... (mixen) het beslag in de kom en ... (fixen) daarna de juiste ovenstand.
A
mixte, fixte
B
mixt, fixt
C
mixete, fixte
D
mixt, fixete

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?

Soms moet je bij Engelse werkwoorden een e toevoegen als dat nodig is voor de uitspraak.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Josie heeft gister alle potten in de voorraadkast ... (labelen).
A
gelabelt
B
labelde
C
gelabeld
D
gelabelet

Slide 19 - Quiz

Tommy ... (recyclen) netjes het glas in de glasbak.
A
recycled
B
recyclet
C
recyclt
D
recycld

Slide 20 - Quiz

Ik snap het onderdeel werkwoordspelling goed.
A
ja
B
nee
C
zo ongeveer

Slide 21 - Quiz

Opdrachten maken
Kies uit onderstaand rijtje drie opdrachten. Je mag combineren.
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd: de helft van opdr. 1 en opdr. 2 (p. 118)
  • persoonsvorm verleden tijd: de helft van opdr. 4 en opdr. 5 (p. 119)
  • Engelse werkwoorden: de helft van opdr. 9 en opdr. 10 (p. 121)
Je krijgt voor het maken van deze opdrachten 15 minuten de tijd.
Heb je vragen? Stel ze! 
Klaar? Kom een nakijkblad halen om je antwoorden na te kijken.
Daar klaar mee? Ga nog even lezen in je leesboek.

Slide 22 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 8 december
  • Huiswerk: maken opdr. 11 (p. 121) + leren theorie p. 110, 112, 114, 116, 118 en 120
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
  • Programma: grammatica herhaling

Slide 23 - Slide