WI.MAVO/HAVO.Thema5.les3

Thema 5
Lijnen en hoeken
Les 3.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 5
Lijnen en hoeken
Les 3.

Slide 1 - Slide

Thema 5 Lijnen en hoeken 
  • Maak alle opdrachten in je schrift
  • Denk aan: schrijven met pen en tekenen met potlood
  • Kijk na met een rode kleur pen
  • Soms moet je een antwoord zonder berekening invullen in LessonUp. Dit is zodat LessonUp jouw antwoord kan nakijken. In jouw schrift verwachten we wel overal een berekening.  Ook als je een woord in moet vullen, schrijf je in je schrift de hele zin en in LessonUp alleen het woord.

Slide 2 - Slide

Mavo of Havo?
De opgaven waar geen letter voor staat moet door en de mavo en de havo leerlingen worden gemaakt. 
De opgaven met een M ervoor zijn de mavo opdrachten. (Havo-leerlingen hoeven deze niet te maken, maar het mag wel.)
De opgaven met een H ervoor zijn de havo opdrachten. (Mavo-leerlingen hoeven deze niet te maken, maar het mag wel.)

Slide 3 - Slide

Wat heb je geleerd in les 1?
Je leerde
* Wat evenwijdige lijnen zijn.
* Hoe je evenwijdige lijnen tekent.
* Wat de begrippen zijden, hoekpunten en diagonaal betekenen.

De theorie van les 1 staat op de volgende slides nog een keer dan hoef je niet terug naar de vorige les om de theorie te bekijken.

Slide 4 - Slide

Wat heb je geleerd in les 2?
Je leerde:
* Hoe je loodrechte lijnen tekent.
* Hoe je de afstand tussen een punt en een lijn of twee lijnen meet.
* Wat de begrippen cirkel, middelpunt en straal betekenen.

De theorie van les 2 staat op de volgende slides nog een keer dan hoef je niet terug naar de vorige les om de theorie te bekijken.

Slide 5 - Slide

Theorie: Zijden, hoekpunten en diagonalen
De randen van een figuur noem 
je zijden
De hoekpunten van de figuur 
noem je hoekpunten
Bij hoekpunten worden 
hoofdletters geschreven. 
Een lijnstuk dat twee niet-aangrenzende hoekpunten met elkaar verbindt, heet een diagonaal

Slide 6 - Slide

Theorie: Evenwijdig, snijpunt en loodrecht
Als twee lijnen elkaar niet snijden, zelfs niet als je de 
lijnen doortrekt, dan zijn ze evenwijdig.
Soms wordt in een tekening met pijlpunten 
aangegeven dat lijnen evenwijdig zijn aan elkaar. 
Lijnen worden aangegeven met een kleine letter
Punten worden aangegeven met een hoofdletter.
Lijnen die elkaar wel snijden hebben een snijpunt
Een bijzonder geval is als lijnen loodrecht op elkaar 
staan, dan ontstaan er 4 even grote hoeken van 90º. 
Dit wordt aangegeven met de tekentjes die te zien 
zijn bij snijpunt S en T hiernaast. 

Slide 7 - Slide

Theorie: Hoe teken je evenwijdige lijnen?
Op een geodriehoek staan evenwijdige lijnen. Deze lijnen kun je gebruiken om evenwijdige lijnen te tekenen. Hieronder staat een stappenplan voor het tekenen van evenwijdige lijnen.

Slide 8 - Slide

Theorie: Evenwijdige lijnen

Slide 9 - Slide

Theorie: Hoe teken je twee lijnen loodrecht op elkaar?
Je kunt met je geodriehoek lijnen loodrecht op elkaar tekenen. 
1. Teken een lijn m. 
2. Leg de nullijn van je geodriehoek op de getekende lijn m. 
3. Teken een lijn p langs je geodriehoek. 

Slide 10 - Slide

Theorie: Loodrechte lijnen

Slide 11 - Slide

Theorie: Hoe meet je de afstand tussen een punt en een lijn?
De afstand van een punt tot een lijn is de lengte van 
de kortste verbinding tussen dat punt en die lijn.
De afstand tussen punt P en lijn m meet je zo:
1. Leg de nullijn van je geodriehoek op lijn m en 
leg de geodriehoek tegen punt P.
2. Teken een potloodlijn tussen punt P en lijn m.
3. Meet met je geodriehoek de lengte van de
potloodlijn tussen punt P en lijn m

Slide 12 - Slide

Theorie: Cirkels
Alle punten met gelijke afstand tot een punt M liggen op een cirkel met middelpunt M. 
De afstand van middelpunt M tot de cirkel 
heet de straal van de cirkel. 
Hiernaast zie je een cirkel met middelpunt M 
en een straal van 2 cm. 

Slide 13 - Slide

Theorie: Tekenen met een passer.

Slide 14 - Slide

Theorie: Tekenen met een passer.

Slide 15 - Slide

Wat leer je in les 3?
Je leert:
* Wat de begrippen hoek, hoekpunt en been betekenen.
* Hoeken met elkaar vergelijken




Slide 16 - Slide

17.
a. Welke tijd geeft klok 1 hiernaast aan?
Op klok 1 is het .........uur.
Schrijf een zin met antwoord in je schrift, hier alleen een getal.

Slide 17 - Open question

17.
b. Hoe laat is het bij klok 2?
Hier alleen de tijd en in je schrift de hele zin.

Slide 18 - Open question

17.
c. De kleine wijzer van klok 2 wordt
een halve slag verder gedraaid.
Hoe laat is het dan? In je schrift de hele zin, hier alleen de tijd.

Slide 19 - Open question

18. Kijk na aan het einde van de les.
a. Teken een cirkel met een straal van 3 cm.
b. De cirkel stelt de wijzerplaat van een klok voor. Teken de plaats van 12 uur, 3 uur, 6 uur en 9 uur. 
c. Teken in de klok twee wijzers zodat de klok 3 uur aangeeft. 
d. Teken nog een klok met een straal van 3 cm. 
e. Teken in deze klok twee wijzers zodat de klok 4 uur aangeeft. 
f. Bij welke klok moet de grote wijzer meer dan een kwartslag met de wijzers van de klok meegedraaid worden om samen te vallen met de kleine wijzers?

Slide 20 - Slide

Theorie: Een hoek.
De wijzers van een klok maken een hoek met elkaar.
Je zet in de hoek een boogje om de hoek aan te geven.

Voorbeeld:



De wijzers van klok 2 maken de grootste hoek met elkaar.

Slide 21 - Slide

19.
Je ziet hier 4 verschillende klokken met wijzers die een hoek met elkaar maken.



a. Bij welke klok is de hoek die de wijzers maken het grootst?
A
Klok 1
B
Klok 2
C
Klok 3
D
Klok 4

Slide 22 - Quiz

19.
Je ziet hier 4 verschillende klokken met wijzers die een hoek met elkaar maken.



b.. Bij welke klok is de hoek die de wijzers maken het kleinst?
A
Klok 1
B
Klok 2
C
Klok 3
D
Klok 4

Slide 23 - Quiz

19.
Je ziet hier 4 verschillende klokken met wijzers
die een hoek met elkaar maken.
c. Kijk naar de grootte van de hoeken tussen de wijzers. Schrijf de klokken op volgorde. Begin met de klok waarvan de wijzers de kleinste hoek maken.

Slide 24 - Open question

20.
Teken in de klokken drie tijdstippen
waarbij de hoek die de wijzers maken
groter is dan de hoek tussen de
wijzers van de eerste klok. Lever een foto in van je werkblad.

Slide 25 - Open question

21.
Lukas kijkt van zijn horloge naar de klok en
zegt: 'Hoe langer de wijzers, hoe groter de hoek.'
Leg uit waarom Lukas geen gelijk heeft.

Slide 26 - Open question

Theorie: Hoeken.

Slide 27 - Slide

22. Kijk na aan het einde van de les.
Teken drie tijdstippen in de klokken op het 
werkblad waarbij de hoek die 
de wijzers maken even groot is. 

Slide 28 - Slide

23. Kijk na aan het einde van de les.
a. Trek ∠A over. 
b. Leg ∠A op ∠B. Is ∠B groter of kleiner dan ∠A?
c. Welke hoek is even groot als ∠A?
d. Welke hoeken zijn groter dan ∠A?
e. Welke hoeken zijn kleiner dan ∠A?

Slide 29 - Slide

24.
Schrijf de hoeken in volgorde op.
Begin met de kleinste hoek.
Denk aan de juiste notatie.
Maak een foto van de uitwerking in je schrift en lever deze hier in.



Slide 30 - Open question

Nakijken 18, 22 en 23.
18
22
23
Klik op de afbeelding om te vergroten

Slide 31 - Slide

Einde les 3     
Heb je alle opgaven 17 t/m 24 hier steeds ingevuld waar dat was gevraagd en in je schrift staan?
Heb je de foto's van opdracht 20 en 24ingeleverd?
Als je dit allemaal nog niet hebt gedaan, doe dit dan als nog.
Als je dit alles al wel hebt gedaan ben je klaar.

Slide 32 - Slide