werkwoordspelling 13 dec 2024 STL-LS
1 / 20
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Hij ...... altijd te hard door de bocht.
A
rijd
B
rijdt
Slide 2 - Quiz
Hij ...... gisteren te hard door de bocht.
A
reed
B
reedt
Slide 3 - Quiz
In welke zin is het werkwoord
FOUT gespeld.
FOUT gespeld.
A
De brandweer bestrijdt de brand zo goed mogelijk.
B
De radio zendt de hele dag nieuwsberichten uit
C
Hij vond zijn verloren horloge gelukkig weer terug.
D
Over de hele weg lagen de bladeren verspreidt.
Slide 4 - Quiz
In welke zin is het werkwoord
FOUT gespeld.
FOUT gespeld.
A
De dokter verbind de wond meteen.
B
Hij heeft veel geld aan dvd's besteed.
C
Marnix beantwoordde mijn brief.
D
Red jij de aangespoelde zeehondjes?
Slide 5 - Quiz
In welke zin is het werkwoord
FOUT gespeld.
FOUT gespeld.
A
Bekleedde Mozart een positie aan het hof?
B
De kweker plante een rij violen.
C
Onthoud je wel wat ik zeg?
D
Waarom moest jij de verrassing verpesten?
Slide 6 - Quiz
Het (witten) plafond.
A
gewite
B
gewitte
C
gewit
D
gewitten
Slide 7 - Quiz
De (vergroten) foto.
A
vergrote
B
vergroote
C
vergrootte
D
vergroten
Slide 8 - Quiz
Het (bakken) ei.
A
gebakte
B
gebakken
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Deze pas (bestraten) weg zit nu al vol kuilen.
A
bestraten
B
bestraatte
C
bestraate
D
bestrate
Slide 11 - Quiz
De klanten waren tevreden over de (verrichten) werkzaamheden.
A
verrichtte
B
verrichten
C
verrichte
D
verichte
Slide 12 - Quiz
Deze zonnebrandolie bescherm ….. jou tegen de felle zon.
A
beschermd
B
beschermt
C
beschermdt
D
beschermde
Slide 13 - Quiz
Deze zonnebrandolie bescherm ….. je huid vandaag langdurig tegen de felle zon.
A
beschermd
B
beschermt
C
beschermdt
D
beschermde
Slide 14 - Quiz
Deze zonnebrandolie bescherm ….. je huid gisteren langdurig tegen de felle zon.
A
beschermd
B
beschermt
C
beschermdde
D
beschermde
Slide 15 - Quiz
Braa…. (braden, tt) je vader het vlees altijd met roomboter?
A
Braad
B
Braadt
C
Braat
D
braadde
Slide 16 - Quiz
1. Bran…. (tt) jij je vingers?
A
Brand
B
Brandde
C
Brandt
Slide 17 - Quiz
2. Bran…. (tt) je broer zijn vingers?
A
Brand
B
Brandde
C
Brandt
Slide 18 - Quiz
5. Maria verwach….e (verwachten) gisteren een e-mailbericht van mij.
A
verwachte
B
verwachten
C
verwachtte
Slide 19 - Quiz
6. De verwach…e post kwam maar niet.
A
verwachte
B
verwachten
C
verwachtte
