vrijdag 4 maart

vrijdag 4 maart 2022

08.30 - 9.00 taak 2 Disk: 
schrijf een tekst voor je beste vriend/vriendin.

12.40-13.30  Woordenschat                         

09.00 - 10.10 toets schrijven
 
13.30-14.20 spelletjes doen

10.10 10.30 uur PAUZE

10.30-11.15 Begrijpend lezen: Nieuwsbegrip
11.15 - 12.10 uur Drama

12.10- 12.40 PAUZE
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

vrijdag 4 maart 2022

08.30 - 9.00 taak 2 Disk: 
schrijf een tekst voor je beste vriend/vriendin.

12.40-13.30  Woordenschat                         

09.00 - 10.10 toets schrijven
 
13.30-14.20 spelletjes doen

10.10 10.30 uur PAUZE

10.30-11.15 Begrijpend lezen: Nieuwsbegrip
11.15 - 12.10 uur Drama

12.10- 12.40 PAUZE

Slide 1 - Slide

Disk taak 2 
Schrijf een tekst

Denk aan: 
werkwoordsvormen:
ev/mv
tt/vt/volt.tijd
spelling van de woorden
betekenis van woorden
Hoofdletters, komma's, punten
Schrijf een verhaal over een goede vriend of vriendin uit je geboorteland.
Maak er verhaal van! Ik moet kunnen lezen:
  • Wat zijn/haar naam is
  • Hoeveel jaar hij/zij is
  • Hoe lang jullie elkaar kennen
  • Waar jullie elkaar ontmoet hebben
  • Wat jullie samen graag deden
  • Of je nog contact hebt.  Nee/ja?        Waarom  wel/niet? Hoe?

Slide 2 - Slide

Toets schrijven
Lees de opdracht. Lees de vraag.
Zoek in de tekst naar het antwoord. Welke woorden in de vraag helpen je?
- rustig doorlezen, 
- nog eens de vraag teruglezen
- kies het beste antwoord
- denk aan hoofdletters, komma, punten
- volgorde van de woorden
- spelling van de woorden: goede letters in het woord
Ben je klaar? Maak je verhaal af en werk verder met Disk thema 13 Vriendschap

Slide 3 - Slide

Disk
  • je werkt zelfstandig op de laptop;
  • bronnen en bouwstenen klaar? Dan vraag je aan de docent of  je een toets mag maken.

Slide 4 - Slide

Drama
Les bij mevrouw Ingrid!

Slide 5 - Slide

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 13 Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 6 - Slide

bepaald
  • het is duidelijk om wie/om wat het gaat
  • die ene/diegene bij personen
  • dat ene/datgene bij dingen
  • zeker
  • zin: Die bepaalde persoon daar is mijn buurman.
  • zin: Het is bepaald niet handig om steeds te laat op staan.

Slide 7 - Slide

raken
  • ermee te maken krijgen/betrokken worden bij een situatie
  • ergens emotioneel van worden
  • iemand treffen: Ik heb hem niet expres met de bal geraakt.
  • ww: het raakt mij, het raakte mij, het heeft mij geraakt 
  • zin: Als er een coronacrisis is raakt mij dat ook, want dan kan ik niet naar school. 
  • zin: Ik werd geraakt door zijn zielige verhaal.

Slide 8 - Slide

ontzettend
  • heel erg
  • zin: Jullie hebben ontzettend goed je best gedaan bij de   les.
  • zin: Ik heb ontzettende leuke klasgenoten dit jaar. 

Slide 9 - Slide

pas
  • nog maar net
  • kort geleden/nog niet lang
  • zin: Het is nog maar pas dat hij hier op school zat.
  • zin: Pas geleden gingen wij nog weleens naar de bioscoop, maar nu niet meer.

Slide 10 - Slide

vertrouwd
  • iets wat bekend is
  • iets waaraan (wat)/aan wie je gewend bent 
  • ww: vertrouwd zijn (met)
  • het is vertrouwd, het was vertrouwd, het is vertrouwd geworden
  • zin: Deze omgeving is mij vertrouwd, want daar woon ik. 
  • zin: De leerlingen zijn nu wel vertrouwd met hun nieuwe                     klasgenoten, want ze durven nu wel samen te werken.

Slide 11 - Slide

1. Het woord
bepaald
komt in een zin wanneer ...........
A
je vergeten bent om wie of om wat het gaat.
B
het duidelijk is om wie/om of om wat het gaat.

Slide 12 - Quiz

2. Het woord
bepaald
komt in een zin wanneer ...........
A
iets niet zeker is.
B
iets zeker is.

Slide 13 - Quiz

De moeder keek verliefd naar haar baby. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen, zo lief!

Welk woord hoort hierbij?
A
gehuild
B
gevlogen
C
geboren
D
geraakt

Slide 14 - Quiz

Schrijf de andere twee betekenissen op van het woord:
raken

Slide 15 - Open question

Zoek een foto van iemand die ontzettend lacht.

Slide 16 - Open question

Als iets of iemand bekend is voor jou dan is het jou ................

Slide 17 - Open question

Ik ben nog niet ................ met de Nederlandse taal want ik ben hier nog niet zo lang.
A
veranderd
B
behandeld
C
vertrouwd
D
getrouwd

Slide 18 - Quiz

1. Schrijf een zin met het woord: vertrouwd zijn
2. Schrijf een zin met het woord: raken
Denk aan ev/mv - tt, vt, volt.tijd

Slide 19 - Open question

Waar lees je de betekenis van het woord:
pas
A
Het is nog maar kort geleden dat ik in Nederland kwam.
B
Het is een lange tijd geleden dat ik in Nederland kwam.

Slide 20 - Quiz

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
raken 
vertrouwd zijn
 pas
bepaald
ontzettend


Slide 21 - Slide