K.8.D. Tierarzt 3.Fall

Extra üben ...

3. Fall (3e naamval)
ROP's Stappenplan erbij pakken!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Extra üben ...

3. Fall (3e naamval)
ROP's Stappenplan erbij pakken!

Slide 1 - Slide

Educaplay

Spel 1:
ein-groep in de 3e naamval

Spel 2: 
persoonlijk voornaamwoord
3e en 4e naamval door elkaar

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Link

ROP's Stappenplan:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Wat moet je invullen? Persoonlijk voornaamwoord (zie schema achterkant kaart), woord uit de der- of ein-groep?
Kies de juiste uitgang uit het juiste schema.
Staat er een voorzetsel met een vaste 3e of 4e naamval? 
Geen voorzetsel? Bepaal dan 1e, 3e of 4e naamval. 
Bepaal het geslacht? Der, die, das of  
die-meervoud.

Slide 5 - Drag question

Bij stap 2: Welke regel hoort bij welk geslacht?
Mannelijk (der)
Vrouwelijk (die)
Onzijdig (das)
Mannelijk persoon of dier 
Weekdagen
Maanden
Vrouwelijk persoon of dier 
Eindigt op -eit
Eindigt op -ion, -ung
Eindigt op -chen
Eindigt op -schaft
Eindigt op -e (80%)
'het' woord in NL (80%)
Begint met Ge....e (eindigt op -e)

Slide 6 - Drag question

Bij stap 2: Welke regel(s) voor vorming van het meervoud hoort bij  
                                                                                                   welk geslacht?
Vrouwelijk
Mannelijk
Onzijdig
zelfstandig naamwoord + e
+ Umlaut op a > ä, u > ü, o > ö, au > äu
zelfstandig naamwoord + n / + en of +nen
zelfstandig naamwoord + e
zelfstandig naamwoorden die eindigen op -el,-er, en veranderen niet in het meervoud!
zelfstandig naamwoorden + s bij woorden die eindigen op -y, -o, -a 

Slide 7 - Drag question

Bij stap 3: Welk voorzetsel heeft een vaste 3e of 4e naamval?
3e naamval
4e naamval 

mit

nach

aus

von

zu

bei

gegen

für

um

ohne

durch

Slide 8 - Drag question

Bij stap 3: Vertaal de voorzetsels met 3e naamval
seit
bij
met
na, naar
van
uit
naar
sinds
bei
  mit
nach
von
aus
zu

Slide 9 - Drag question

Bij stap 3: Het voorzetsel 'naar' vertaal je met .....
3e naamval ZU
3e 
naamval NACH
gebouwen
landen en plaatsen zonder lidwoord
personen

Slide 10 - Drag question

Tekst
Stap 4
Het onderwerp
Het meewerkend voorwerp
Het lijdend voorwerp
1e naamval
Wie/wat+onderwerp+gezegde
4e naamval
Wie/wat+gezegde
3e naamval
aan/voor wie of wat

Slide 11 - Drag question

Stap 5: vul de uitgangen in ...
Meine Katze ist krank.
Ich gehe mit (haar) zu (de) Tierarzt.
A
sie - der
B
ihr - dem
C
ihm - diesem
D
geen van drie is goed

Slide 12 - Quiz

Wir saßen gegenüber
(de) bekannte
Sängerin im Skilift.

A
dem
B
die
C
den
D
der

Slide 13 - Quiz

Ich habe bei (jou) mit (de) Hund gespielt.
A
dir - dem
B
dir - den
C
dich - den
D
dich - dem

Slide 14 - Quiz

Ich habe von (mijn) Mutter
ein Meerschweinchen
bekommen.
A
meine
B
meinen
C
meiner
D
meinem

Slide 15 - Quiz

Meine Großeltern wohnen gegenüber (een) Tierheim (o).
A
ein
B
einen
C
einem
D
einer

Slide 16 - Quiz

Ich gehe jetzt mit
(zijn) Hund Mozart
spazieren.
A
sein
B
seinem
C
seiner
D
seinen

Slide 17 - Quiz

Blooket 

TrabiTour K.8.
Wörterliste 
A & B

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Ik begrijp de 3e naamval, ik hoef geen extra uitleg, ik ben klaar voor OefenSO 8!
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll