5.4 Wat houd je over? deel 1

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.4 Wat houd je over? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3. 
Mini-check + arrangementen
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.4 Wat houd je over? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3. 
Mini-check + arrangementen
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van economie en je schrift van economie. 
Laat je boek nog even dicht op tafel liggen. 


Huiswerkcontrole.




Slide 2 - Slide

2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde
- Kun  je de brutowinst berekenen
- Weet je wat bedrijfskosten zijn


Leergebiedoverstijgende doelen:
Samenwerkend leren
- Je past jouw gedrag aan wanneer je hierop wordt aangesproken.
- Je overlegt met groepsgenoten om samen afspraken te maken om een doel te behalen.
Denkvermogen
- Je bedenkt zelf een oplossing voor een probleem en vertelt deze verbaal. 
- Je vertelt wat er nodig is om tot een oplossing te komen. 

Slide 3 - Slide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept (8 of hoger) --> Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Wat is inkoopwaarde?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
B
Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten.
C
De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle kosten zijn betaald
D
Het juiste antwoord staat er niet bij

Slide 5 - Quiz

Wat is brutowinst?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet
B
Het verschil tussen bedrijfskosten en nettowinst
C
Het verschil tussen nettowinst en nettoverlies
D
Het verschil tussen inkoopwaarde en brutowinst

Slide 6 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst?
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 7 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Huur
B
Loonkosten
C
De gasrekening
D
Inkoopkosten

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je de vragen goed, dan mag je zelfstandig aan de slag. Je maakt 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142 t/m 143.


De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

Inkoopwaarde
De inkoopwaarde is de prijs die je betaalt voor de inkoop van de producten/goederen.

-> Wanneer een winkel de ingekochte producten verkoopt, zorgt dat voor omzet / verkoopopbrengst.

Slide 10 - Slide

Brutowinst
Het geld dat je van klanten ontvangt (wanneer je iets verkoopt), is je verkoopopbrengst of omzet. Een deel van dat geld heb jij eerst al uitgegeven voor de inkoop van je producten.  

Brutowinst: het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde. 

Slide 11 - Slide

Berekening brutowinst
omzetinkoopwaarde=brutowinst

Slide 12 - Slide

Je hebt in één week €1.500 omzet behaald.
De inkoopwaarde was €850. Bereken de brutowinst.
brutowinst=omzetinkoopwaarde

Slide 13 - Open question

Bedrijfskosten
De kosten om een winkel te laten functioneren

Slide 14 - Slide

Voorbeelden van bedrijfskosten

Slide 15 - Slide

5. Begeleid inoefenen
We maken klassikaal opdracht 44 en 45

Slide 16 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig paragraaf 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142 t/m 143.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.
Daarna maak je de plusopdrachten 19 t/m 21 op blz. 153
timer
1:00

Slide 17 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

- Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde?
- Kun je de brutowinst berekenen?
- Weet je wat bedrijfskosten zijn?



Slide 18 - Slide

Huiswerk
Huiswerk:
Dinsdag 10 mei                    
5.4 opdracht 53 t/m 58

Slide 19 - Slide