This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
2KGT-Meer dan lezen: Alinea's en kernzinnen
Slide 1 - Slide
BIJ ELK ZEBRAPAD MOET JE GALOPPEREND ALS EEN ZEBRA OVERSTEKEN -OF- BIJ GROEN LICHT MAG JE PAS VERTREKKEN ALS ER ACHTER JE WORDT GETOETERD OF GEBELD
Slide 2 - Slide
Maken vandaag:
Paragraaf 3: Alinea's en kernzinnen (blz. 16)
Samen: opdracht 1, 4
Zelfstandig: 2
Snap je het: opdracht 5
Slide 3 - Slide
Noud
Femke
Britt
Dane
Arjen
Aiden
Noa
Diede
Vivienne
Klaas
Tygo
Linne
Sverre
Slide 4 - Slide
Alinea's bestaan uit...
Zinnen die bij elkaar horen.
Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.
De inleiding is een alinea. De kern bestaat vaak uit meer alinea's. Het slot is een alinea.
Dus minimaal 3 alinea's!
Slide 5 - Slide
Kernzin
De belangrijkste zin van een alinea.
Deze staat vaak vooraan in een alinea.
Meestal de 1e zin.
Soms de 2e zin, dan is de 1e zin er om het verband met de voorgaande alinea aan te tonen.
Deze kan ook aan het einde van een alinea staan.
Slide 6 - Slide
Planning
Uitleg Alinea's en kernzinnen
Samen lezen en maken
Eindopdracht
Slide 7 - Slide
Wat is geen kenmerk van een alinea? Een alinea
A
begint op een nieuwe regel
B
heeft een titel
C
vertelt iets over een deelonderwerp van de tekst
D
laat de regel inspringen
Slide 8 - Quiz
Alinea 3: De kern van deze alinea staat
A
in de laatste zin
B
in de eerste zin
C
in het midden
Slide 9 - Quiz
Wat is geen kenmerk van een alinea? Een alinea
A
begint op een nieuwe regel
B
heeft een titel
C
vertelt iets over een deelonderwerp van de tekst
Slide 10 - Quiz
Wat is een kernzin?
Slide 11 - Open question
Eindspel
Slide 12 - Slide
Planning
Lezen
Samen maken en nakijken: opdracht 5 (blz. 19)
Nakijken/ woordjes H.1 oefenen
Woordenschatbingo
Slide 13 - Slide
JE MOET ELKE OCHTEND EEN HALVE LITER LAUW BIER DRINKEN -OF- JE MOET ELKE OCHTEND BOOTCAMPEN TUSSEN 6 EN 8
Slide 14 - Slide
Planning
Dilemma van de week
Uitleg hoofd- en bijzaken
Samen artikel lezen en opdrachten maken
Filmpje bij het artikel
Slide 15 - Slide
Kies de twee goede antwoorden.
Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen
Slide 16 - Quiz
Hoe geeft de schrijver tekstverbanden aan?
A
Functiewoorden
B
Doewoorden
C
Signaalwoorden
D
Niet
Slide 17 - Quiz
Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zoals' aan?
A
Opsommend
B
Tijdsvolgorde
C
Tegenstellend
D
Uitleggend
Slide 18 - Quiz
Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'toch' aan?
A
Tegenstellend
B
Tijdsvolgorde
C
Opsommend
Slide 19 - Quiz
Hoofdzaken
Belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
Inleiding
Slot
Kernzinnen
Bijzaken
Minder belangrijke informatie, maken de hoofdzaken duidelijker.
voorbeeld
herhaling
uitleg
cijfers
details
Slide 20 - Slide
Planning
Journaal
Terugblik: Tekstverbanden/ hoofd-en bijzaken
Artikel samen lezen en opdrachten maken
Doel: Ik kan drie tekstverbanden noemen en vertellen waar hoofd-en bijzaken staan in de tekst.
Slide 21 - Slide
Opdracht
WAT: We lezen een artikel over vapen. Daarna maken we de opdracht.
HOE: Klassikaal lezen vapen. Daarna zelfstandig de vragen maken.
TIJD: 20 minuten
KLAAR:
Slide 22 - Slide
Planning
Terugblik vorige les
Uitleg p.6: Feiten, mening, standpunt en argument
Klassikaal Item: bedenk een argument voor én een tegen
Opdracht 3, blz. 41 samen lezen en maken.
Slide 23 - Slide
Doel
Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen
- je weet wat een feit is
- je weet wat een mening is
- je weet wat een argument is
Slide 24 - Slide
Feit
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren
Voorbeeld van een feit:
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
Slide 25 - Slide
MENING
Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
-Je kunt het eens of oneens zijn
Voorbeeld van een mening:
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
Slide 26 - Slide
Argument
Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
- Je herkent een agument aan signaalwoorden als:
want, namelijk, omdat
Voorbeeld van een argument:
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).
Slide 27 - Slide
jeugdjournaal.nl
Slide 28 - Link
Opdracht
Bedenk een argument VOOR de moeder
Bedenk een argument TEGEN de moeder
Wat vind je er zelf van?
Slide 29 - Slide
Planning
Dilemma van de week
Terugblik
Opdrachten (op de pc)
Slide 30 - Slide
#405 ELKE SPIN DIE JE ZIET, MOET JE OPETEN -OF- ELKE LANTAARNPAAL WAAR JE LANGSLOOPT MOET JE INNIG KNUFFELEN
Slide 31 - Slide
jeugdjournaal.nl
Slide 32 - Link
Kinderboekenweek
Wie leest er veel?
Wie zou wel meer willen lezen?
Slide 33 - Slide
WAT moet je leren voor de toets
Lees en Leer de groene blokjes van de volgende paragrafen:
P.3: Alinea's en kernzinnen (blz. 16)
P.4: Tekstverbanden en signaalwoorden (blz. 23)
P.5: Hoofd- en bijzaken (blz. 31)
P.6: Feit, mening, standpunt en argument (blz. 39)
Slide 34 - Slide
Opdrachten
Ga naar Magister
Naar Nieuw Nederlands 7e editie
Ga bezig met de opdrachten
Slide 35 - Slide
Onderwerp
Opdracht
extra oefening
P.3 Alinea's en kernzinnen
10a
10b
p.4 Tekstverbanden en signaalwoorden
4
5
p.5 Hoofd- en bijzaken
6
8
P.6 Feiten, meningen, argumenten
6
Slide 36 - Slide
Planning
-Kinderboekenweek: voorlezen
-Oefentoets
-#Shelfie
Doel: Ik kan benoemen en uitleggen wat kernzinnen en wat een tekstverbanden zijn. Daarnaast kan ik uitleggen wat hoofd- en bijzaken zijn en waar die in de tekst staan en tot slot ook vertellen wat het verschil is tussen een mening en een argument.
Slide 37 - Slide
Kinderboekenweek
Je wordt ontspannen van lezen.
Je wordt creatief van lezen.
De Nederlandse taal bestaat uit zo’n 80.000 woorden.
Wanneer je meer leest, behaal je betere resultaten op school!
Slide 38 - Slide
7/ 10 'Dag van de kroket'
Slide 39 - Slide
Lees en Leer de groene blokjes van de volgende paragrafen:
P.3: Alinea's en kernzinnen (blz. 16)
P.4: Tekstverbanden en signaalwoorden (blz. 23)
P.5: Hoofd- en bijzaken (blz. 31)
P.6: Feit, mening, standpunt en argument (blz. 39)