Week 48: Werkles grammaire, leestekst

Bienvenue
Grammaire, lire

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue
Grammaire, lire

Slide 1 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord gebruik je om te verwijzen naar een persoon of meerdere personen, of naar een ding of meerdere dingen. 

Slide 2 - Slide

Enkelvoud
ik
jij
hij 
zij
het
u

Meervoud
wij
jullie
zij

Slide 3 - Slide

Le pronom personnel

Ook in het Frans gebruik je persoonlijk voornaamwoorden om te verwijzen naar personen en dingen.

Slide 4 - Slide

Nederlands
wij
jullie / u
zij 




Frans
nous
vous
ils / elles

Slide 5 - Slide

ils

- een groep jongens;
- een groep jongens en meisjes





elles

- een groep van alleen maar meisjes

Slide 6 - Slide

Opdrachten
Opdr. 30, 31 maken op blz. 48/49. Daarna samen leestekst! Opdr. 24 op blz. 42 

Havo: zelf op de gang? 
             In de klas blijven?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Planning

1. Toets plannen.
2. Oefenen met woorden, lezen.
3. Eigen invulling als er tijd over is! 

Dit kan betekenen
- Je maakt iets om woorden te leren
- We doen een quiz o.i.d.
 Aan het einde van deze les...
 ...heb ik mijn woordenschat weer geoefend en kan ik simpele Franse teksten begrijpen.

Slide 9 - Slide

Weet je nog?
des oiseaux
un chat
un chien
un éléphant
un poisson
une tortue

Slide 10 - Drag question

la rue
le portable
le lapin
la boulangerie

Slide 11 - Drag question

We gebruiken het werkwoord "avoir" heel vaak
Wat betekenen de rode woorden?


1   Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 12 - Slide

"avoir" betekent:
A
maken
B
hebben
C
zijn
D
doen

Slide 13 - Quiz

Alle vormen van avoir
in het Frans

Slide 14 - Mind map

avoir
timer
1:30
il/elle/on
tu
je/j'
                         ai
                           a
as

Slide 15 - Drag question

avoir
timer
1:30
Ils/elles
nous
vous
                        avez
ont
avons

Slide 16 - Drag question


Ils ____________ (avoir) une pause.

Slide 17 - Open question


J' ______________ (avoir) 13 ans

Slide 18 - Open question

Opdracht 24 
Samen lezen, zelf invullen!

- Welke worden kun je raden?
- Wat vind jij nog lastig?

timer
10:00

Slide 19 - Slide



Tijd over?

Slide 20 - Slide