De meeste lange klanken schrijf je met twee klinkers.
voorbeeld: bot – boot, man – maan, tut – tuut, bek – beek
Dit kan niet bij de i.
De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.
voorbeeld: liter, gieter, gitaar, vakantie, politie