PO les 2

PO les 2
uitleg

Opdracht 1  en opdracht 2 PO


1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 39 min

Items in this lesson

PO les 2
uitleg

Opdracht 1  en opdracht 2 PO


Slide 1 - Slide

Waar moet je rekening mee houden?
- verschillende organisatieniveaus
- micro/macroklimaat
- biotisch-abiotisch
-  tolerantiegebied
- habitat niche
- voedselketen/ voedselweb
-symbiose

Slide 2 - Slide

exoot en punt 4 is tijdens les 1 besporken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Organisatieniveaus
- Op welke niveaus kan het 
plaatsen van je boerderij 
invloed hebben?

-Emergente eigenschappen 
zijn nieuwe eigenschappen 
die op elk hoger organisatieniveau 
verschijnen. 

Slide 8 - Slide

Microklimaat
Macroklimaat
Ook op microniveau heeft de bouw van jou boerderij invloed
Macroklimaat
Een groot gebied op aarde, waarbinnen (vrijwel) hetzelfde klimaat heerst. Het klimaat is het gemiddelde van de temperatuur en neerslag gedurende een periode van 30 jaar. In het macroklimaat zijn vele microklimaten te vinden waar de omstandigheden veel anders kunnen zijn dan in het macroklimaat.

Slide 9 - Slide

Biotische en abiotische factoren
Abiotische en biotische factoren= Ecosysteem

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Tolerantiegebied- en tolerantiegrenzen
(= tolerantiebereik)

Slide 12 - Slide

Ecosysteem/ habitat/ niche
De habitat is de werkelijke (fysieke) 
plaats of ruimte waar een soort zich bevindt. 

Niche: De rol van een soort 
binnen de ecosysteem.

Een niche is dus geen plaats ( habitat) 
waar het organisme leeft, maar een reeks
voorwaarden die de habitat van dieren bepalen.

Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.



Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Voedselketen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Symbiose
  • Mutualisme: + / +
  • Commensalisme: + / 0
  • Parasitisme: - / +

    Geen symbiose:
  • Concurrentie - / -
  • Predatie - / +

Slide 19 - Slide

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 20 - Slide


Surinaams voedselweb
Bekijk het voedselweb in de afbeelding.

Stel dat de tjontjon uitsterft. Noteer twee soorten die dan in aantal toenemen.

Slide 21 - Open question


Een biotische factor
Welk van de volgende voorbeelden laat zien hoe een biotische factor een organisme beïnvloedt?
A
Esdoorns groeien niet in met water doordrenkte bodem.
B
Sommige struiken groeien alleen als bosbranden hun zaden verschroeien.
C
Zalmen leven niet in ondiep, warm water.
D
Monarchvlinders komen alleen voor in gebieden waar zijdeplanten voorkomen als voedsel.

Slide 22 - Quiz


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 23 - Quiz


Sloot
In een sloot komen de volgende soorten organismen voor:
    1) alg;               4) stekelbaars;
    2) baars;          5) watervlo.
    3) snoek;
   
Welke reeks kan een voedselketen van deze soorten weergeven?
   

A
1 – 2 – 4 – 5 – 3
B
1 – 5 – 4 – 2 – 3
C
5 – 1 – 3 – 4 – 2
D
5 – 4 – 2 – 3 – 1

Slide 24 - Quiz


Bodem
Vijf kenmerken van de bodem van een ecosysteem zijn:
    1) de grootte van de bodemdeeltjes;
    2) de grondwaterstand;
    3) het humusgehalte;
    4) de zuurgraad;
    5) het gehalte aan bepaalde zouten.
Welke van deze kenmerken hebben invloed op de soortensamenstelling van de levensgemeenschap in het ecosysteem?
A
kenmerken 1, 3 en 4
B
kenmerken 1, 3 en 5
C
kenmerken 2, 3, 4 en 5
D
kenmerken 1, 2, 3, 4 en 5

Slide 25 - Quiz


Mieren en acacia’s
In Midden-Amerika komen mieren voor die leven op en van acaciastruiken, zoals Acacia collinsii. Mieren van de soort Pseudomyrmex ferrugineus zijn zéér agressief en vallen alle organismen aan die het hebben voorzien op 'hun' acaciastruik. Deze mieren nestelen in holten in dorens en halen al hun voedsel uit deze ene struik: ze gebruiken stoffen uit de nectarklieren die zich op de bladstelen bevinden en uit de voedselrijke bolletjes die aan de toppen van de jonge bladeren zitten (zie de afbeelding).

A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme
D
Symbiose

Slide 26 - Quiz


- Is er in het voedselweb van de afbeelding hiernaast in de relatie tussen de baars en reiger sprake van concurrentie?

- Is er in dit voedselweb in de relatie tussen baars en reiger sprake van predatie?
A
wel concurrentie geen predatie
B
wel concurrentie wel predatie
C
geen concurrentie geen predatie
D
geen concurrentie wel predatie

Slide 27 - Quiz

Aan de slag met PO
opdracht 1 en 2

Slide 28 - Slide