This lesson contains 15 slides, with text slides.
10 min. Zs
Lezen
Citeren: letterlijk opschrijven wat er
gezegd wordt
1. dubbele punt :
2. aanhalingsteken '
3. de zin
4. punt/vraagteken/uitroepteken zeggen= . vragen = ? schreeuwen = !
5. aanhalingsteken '
Mevrouw zegt: 'Ik wil morgen jullie huiswerk controleren.'
Mevrouw vraagt: 'Mag ik morgen jullie huiswerk nakijken?'
Mevrouw schreeuwt: 'Morgen kijk ik jullie huiswerk na!'
PV = zin vragend maken / in een andere tijd zetten
OND = wie/wat + pv
Stap 1: kijk naar het eerste gedeelte van de zin (tot de komma)
Stap 2: benoem de PV + het OND
Stap 3: kijk naar het tweede gedeelte van de zin (na het voegwoord)
Stap 4: benoem de PV + het OND
Kevin leest een artikel, maar Sander leest een boek.
Wouter zat in het park te vissen, maar hij ving niet één vis.
Basis -> Kader ->
SO maken
Klaar:
Lezen