H2 6-10

herhaling woordsoorten
de woordsoorten die de meesten van jullie nog kennen van de basisschool zijn de volgende:
lidwoord (lw): de het een
zelfstandig naamwoord(znw): mensen/dieren/dingen/eigen namen
voorzetsel (vz): op/aan /in achter etc (denk aan de kast)
bijvoeglijk naamwoord(bnw): zegt meer over het znw: oud/jong
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

herhaling woordsoorten
de woordsoorten die de meesten van jullie nog kennen van de basisschool zijn de volgende:
lidwoord (lw): de het een
zelfstandig naamwoord(znw): mensen/dieren/dingen/eigen namen
voorzetsel (vz): op/aan /in achter etc (denk aan de kast)
bijvoeglijk naamwoord(bnw): zegt meer over het znw: oud/jong

Slide 1 - Slide

en verder
het werkwoord (ww): drukt de handeling uit in de zin. dus slapen /rennen/fietsen/ lopen etc.en ook hebben. Bijvoorbeeld: De jongen heeft een boek. 

Slide 2 - Slide

nieuwe woordsoorten
woordsoorten die we nu gaan leren zijn de volgende:
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw),  
het hulpwerkwoord (hww) en het zelfstandig werkwoord (zww)

 Eerst de uitleg over  het hww en zww. 
Kijk het filmpje in de volgende slide.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

persoonlijk voornaamwoord
Het pers. vnw verwijst naar een persoon of een groep personen (of mensen of dingen) in een zin. Je gebruikt: ik/me/ jij/je/ hij/hem etc. Je kunt je eigen naam in vullen op de plaats van het pers vnw.
Het is soms ook een persoonlijk voornaamwoord: Het maakt mij niks uit/ het regent/ het sneeuwt.....
Als er geen znw staat achter 'het' dan is het een pers vnw.

Slide 5 - Slide

en nu even oefenen
kopieer en plak in je browser:
https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/woordsoortenmix-HWW-en-ZWW/woordsoortenmix-ZWW-en-HWW-1

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Zelfstandige-Werkwoorden/Zelfstandige-werkwoorden-1

Slide 6 - Slide

en nog eentje..
https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Zelfstandige-Werkwoorden/Zelfstandige-werkwoorden-2

Slide 7 - Slide

en weer even oefenen...
kopieer en plak in je browser:

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/persoonlijk-voornaamwoord-1

Slide 8 - Slide

wat is het zww: Minoes zou graag 's nachts over de daken willen lopen.
A
zou
B
willen
C
lopen

Slide 9 - Quiz

wat is het zww: Heb jij een voldoende gehaald voor de toets?
A
heb
B
gehaald

Slide 10 - Quiz

wat is het zww: Moet je de volgende keer misschien beter leren?
A
moet
B
leren

Slide 11 - Quiz

kenmerken zww
1: is het belangrijkste werkwoord in de zin: het drukt de gebeurtenis uit in de zin
2: als er maar 1 werkwoord in de zin staat is dit het zww. Het zww is dan de persoonsvorm. (bedenk zelf een voorbeeld)
3: een zelfstandig werkwoord komt voor als pv, voltooid deelwoord of als infinitief

Slide 12 - Slide

voorbeelden
als pv:
Ik maak een toets.
als volt. dw:
Ik heb een toets gemaakt.
als infinitief:
ik ga een toets maken.

Slide 13 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 14 - Open question

verschil:
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk).

Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 21 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 22 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Wat heb je geleerd?
- vragen?

Je kunt de woordsoort bez.v.nw. benoemen.
Herhaling:
Znw, lw, bnw, vz, pers.vnw, hww, zww.

Lesdoelen bereikt?


Slide 24 - Slide

weektaak volgende week:
Leerdoel: je kunt de pv vervoegen in tt en vt.
blz. 24. Maken opdracht 12 blz 23 en opdracht 13.
blz. 28 en 29 van je lesboek. Maken opdracht 1,2 en 3 op blz. 27 en 28

Slide 25 - Slide