This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
zinnen staan met elkaar in verband.
Ik wil dat mijn moeder mij geld geeft want vandaag
ga ik met mijn vriend een Turkse pizza halen.
verband
Als je tekstverband aanbrengt, zorg je voor samenhang in een tekst. Voor logica in de volgorde van de ene zin naar de andere en de ene alinea naar de andere. Zo begrijpen lezers sneller waar de tekst over gaat. Je brengt het verband dus aan tussen zinnen en tussen alinea’s.
Slide 2 - Slide
Als je zinnen schrijft is het belangrijk om dit verband zo veel mogelijk te laten zien.
Je helpt de lezer dan te snappen wat de ene zin met de andere zin te maken heeft.
Slide 3 - Slide
Een tekst bestaat uit zinnen.
De zinnen staan niet los. Ze hebben met elkaar te maken.
Dat noem je een
tekstverband.
Kijk maar naar de plaatjes.
Slide 4 - Slide
Op het plaatje zie je dat de zinnen verbonden worden door het woord dus.
Beantwoord op de volgende slide de vraag
Welk tekstverband is dit?
Slide 5 - Slide
Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'dus' aan?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Welke drie tekstverbanden ken je nog meer?
Slide 8 - Mind map
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Open question
Hopelijk heb je deze tekstverbanden genoemd.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling
Slide 18 - Open question
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling
Slide 19 - Open question
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling
Slide 20 - Open question
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling
Slide 21 - Open question
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling
Slide 22 - Open question
Noteer het signaalwoord. Is het opsomming, tijd of tegenstelling