This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Quiz Interbellum
Slide 1 - Slide
Hoe was de economische situatie in 1924 in Duitsland?
A
Nog steeds een zwakke economie
B
Duitsland was de economische wereldmacht
C
Duitse economie bloeide op en Berlijn is de place to be
D
De Duitse economie was nog zwakker geworden dan in 1923
Slide 2 - Quiz
Hoe noemen we de beurskrach ook wel?
A
Rode zaterdag
B
Paarse vrijdag
C
Zwarte donderdag
D
Gele dinsdag
Slide 3 - Quiz
In welk jaar kreeg Hitler de volledige macht over Duitsland?
A
1929
B
1931
C
1933
D
1934
Slide 4 - Quiz
Gestapo
SS
SA
Hitlerjugend
Lijfwacht en elitesoldaten van Hitler
Knokploeg van de nazi's
Jeugdorganisatie van de nazi's
Geheime Duitse politie
Slide 5 - Drag question
Er voor zorgen dat iedereen dezelfde ideeën krijgt.
A
Hitlerjugend
B
Gelijkschakeling
C
Rassenleer
D
Gelijkheid
Slide 6 - Quiz
De nationaal socialisten vonden het Verdrag van Versailles zeer rechtvaardig voor Duitsland
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Gelijk na de Eerste Wereldoorlog werd er een nieuwe Duitse regering gevormd. Onder welke naam?
A
Het Duitse Rijk
B
Republiek van Versailles
C
Republiek van Weimar
D
Duitsland
Slide 8 - Quiz
II In 1934 waren alle Duitse partijen verboden behalve de NSDAP
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
De waarde van geld daalt
B
De waarde van geld stijgt
C
iedereen wordt rijk
Slide 10 - Quiz
Wat hoort wel bij Nationaal Socialisme maar niet bij fascisme?
A
Tegen democratie
B
Tegen het communisme
C
Voor geweld
D
Tegen Joden
Slide 11 - Quiz
Uit welk jaar kan dit verkiezingsaffiche geweest zijn?
A
1935
B
1926
C
1930
D
1939
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste boodschap van deze affiche (zie hiernaast):
A
Nederlanders moeten op de NSB stemmen.
B
Nederlanders moeten op nationaalsocialisten of communisten stemmen.
C
Nederlanders moeten niet op totalitaire partijen stemmen.
D
Nederlanders moeten op een democratische partij stemmen.
Slide 13 - Quiz
Bekijk eerst de bron.
Welke uitspraak past het best bij de bron?
A
Deze affiche past bij rechtse Duitse politici die de dolkstootlegende verspreidden.
B
Dit is een aanplakbiljet van linkse communistische opstandelingen in Duitsland.
C
Dit is een weergave van de ontwikkeling van de inflatie in Duitsland.
D
Geen van de genoemde uitspraken past bij de bron.
Slide 14 - Quiz
Je ziet drie leiders van Rusland/de Sovjet-Unie.
Vraag: In welke volgorde regeerden zij?
1
2
3
Slide 15 - Drag question
Chronologievraag: Sleep de gebeurtenissen van vroeger naar later.
Vroeger
Later
Verdrag van Versailles
Machtsovername door Adolf Hitler.
Kristallnacht
Beurskrach in de Verenigde Staten.
De Fransen bezetten het Ruhrgebied.
Slide 16 - Drag question
Welke uitspraak past het beste bij de ideeën van Hitler?
A
De parlementaire democratie is een slechte vorm van bestuur
B
Godsdienst moet de basis van de politiek zijn.
C
Het groepsbelang is minder belangrijk dan de vrijheid van het individu.
D
Man en vrouw zijn in de maatschappij gelijk aan elkaar.
Slide 17 - Quiz
Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen?
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
Met showprocessen wordt geregeld dat er geen terreur is.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.
Slide 18 - Drag question
Vraag: Welke drie opvattingen horen bij de ideeën van nationaalsocialisten in Duitsland in de jaren dertig?
Verplaats de juiste letters naar het vak.
Ideeën van nationaalsocialisten
niet kenmerkend
De pers moet onder censuur worden geplaatst.
De socialistische arbeiders moeten meer inspraak krijgen in de politiek.
Er moeten gelijke rechten komen voor mannen en vrouwen.
Er moet worden samengewerkt met communistische jeugdorganisaties.
Het grondgebied moet worden uitgebreid.
Het leger moet worden herbewapend.
Slide 19 - Drag question
leenden veel geld aan . Met dit geld konden de herstelbetalingen aan worden betaald. zou met dat geld producten kopen
in . Op die manier zou het geld vanzelf weer terugkomen naar de . Bovendien zou het heel goed zijn voor hun economie.
In de jaren '20 van de twintigste eeuw werd het Dawesplan geïntroduceerd. Wat hield dit plan in?
→Sleep de landen op de juiste plek
Slide 20 - Drag question
Gebruik de bron
Waarom is deze afbeelding een voorbeeld van propaganda? Kies het juiste antwoord.
A
Je ziet allemaal hakenkruizen op de tekening. Blijkbaar was Hitler aan de macht toen deze afbeelding werd gemaakt. Dat is propaganda: aan de macht zijn.
B
Hitler ziet er stoer uit op deze afbeelding. Hij is niet bang, hij laat zien dat hij zijn volk zal leiden. Het is dus reclame voor Hitler, en dat is wat propaganda is: politieke reclame.
C
Je ziet op de tekening dat de zon schijnt. Dat betekent dat het goed gaat met de mensen. Als het goed gaat met mensen, zijn ze heel erg propaganda.
D
Hij heeft een heel leger bij zich, dat staat achter hem. Waarschijnlijk gaat hij iedereen die het niet met hem eens is, heel hard aanpakken. En dat is wat propaganda is: je tegenstanders uitschakelen.
Slide 21 - Quiz
Gebruik de bron
Welke oorzaak voor de val van de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Beurskrach
D
Vrede van Versailles
Slide 22 - Quiz
Wat was een gevolg van de Neurenberger Wetten?
A
Joden raakten hun burgerrechten kwijt
B
Joden mochten niet meer met niet-Joden trouwen
C
A en B zijn allebei goed
D
Beiden zijn fout
Slide 23 - Quiz
Welk land kreeg Hitler na de Anschluss?
A
Liechtenstein
B
Zwitserland
C
Oostenrijk
D
Tsjechië
Slide 24 - Quiz
Leren voor de toets
Gebruik je mindmaps/samenvattingen, zet de leerdoelen in de vragende vorm, maak een samenvatting, gebruik de lessen op Lesson-up en lees hoofdstuk 4 nogmaals.