1HV - voorbereiding toets chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

avoir
=
hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

Préparation PW 1

• Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
• Ik kan het lidwoord gebruiken
• Ik kan het werkwoord avoir (hebben) gebruiken
• Ik ken de getallen t/m 20

VOCA ABEF

Pak je woordenlijst voor je (p. 52-53) !

Bijvoeglijke naamwoorden

familieleden

plaatsen/locaties

dieren

werkwoorden

Geef in het Frans antwoord op de vraag:

"Comment tu t'appelles ?"

Geef in het Frans antwoord op de vraag:

"Tu habites où ?"

Welke vraag hoort bij het volgende antwoord:

"Il a 13 ans."

Welke vraag hoort bij het volgende antwoord:

"Ça va bien."

Geef in het Frans antwoord:

C'est quoi ?

Lidwoord

Hoe moet het ook alweer?

Koppel het juiste lidwoord aan de juiste omschrijving:

Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die in het meervoud staan: 
..... livres

Dit lidwoord gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die mannelijk zijn: ..... portable

Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die vrouwelijk zijn: ..... semaine

Dit lidwoord gebruik je bij zelfstandig naamwoorden die beginnen met een klinker of stomme "h": ..... ordinateur

LA

LE

LES

L'

	Mnl.	Vrl.	Mv.
de/het
een

Les articles (de lidwoorden) |

Un

La / L'

Une

Les

Des

Le /L'

Hoe zie je dat een woord meervoud is in het Frans?

Vervang le/la/l' voor un/une.
C'est le chien --> C'est .... chien.

Vervang le/la/l' voor un/une.
C'est la fille --> C'est .... fille.

Vervang le/la/l' voor un/une.
C'est l'oncle --> C'est .... oncle.

Zet in het meervoud:

la mer

Zet in het meervoud:

le dessin

Zet in het enkelvoud:

les soeurs

Zet in het enkelvoud:

les pères

Avoir

Hoe gaat dit werkwoord ook alweer?

0

Welke vorm van avoir kies je als het onderwerp van de zin een naam of een persoon of ding is?
(bvb Frits, Klaartje, le garçon, etc.)

Welke vorm van avoir kies je als het onderwerp van de zin meerdere namen of personen of dingen is?
(bvb Frits & Klaartje, les garçons, etc.)

Vul de juiste vorm van het werkwoord avoir in:
Tu ____ un chat ?

Vul de juiste vorm van het werkwoord avoir in:
Vous ____ une soeur?

Vul de juiste vorm van het werkwoord avoir in:
Vincent ____ un oncle ?

Vul de juiste vorm van het werkwoord avoir in:
Ils ____ une piscine ?

Vul de juiste vorm van het werkwoord avoir in:
Les familles ____ un problème ?

Getallen t/m 20

Ken je ze nog?

0

sept

dix

quatre

six

un

neuf

cinq

huit

deux

trois

quinze

onze

quatorze

dix-sept

dix-huit

dix-neuf

douze

seize

vingt

treize

1

2

3

5

4

6

7

8

9

10

11

17

16

18

20

12

13

14

15

19

Les nombres

Ben je op deze punten verder?

• Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
  
• Ik kan de passé composé gebruiken
  
• Ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken

Was dit een goede voorbereiding op het proefwerk?

1. Ja
2. Nee

Wat heb je deze les geleerd?

Hoe vond je deze les?

Bonne chance met leren !