Oefentoets fictie

M3: oefentoets fictie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

M3: oefentoets fictie

Slide 1 - Slide

Lees de tekst hierboven en beantwoord de vragen.

Slide 2 - Slide

1. Vanuit wie wordt het verhaal De motorrijder verteld?

Slide 3 - Open question

2. Is het verhaal De motorrijder fictie of non - fictie? Leg je antwoord uit

Slide 4 - Open question

3. Hoe realistisch vind jij het verhaal de motorrijder? leg je antwoord uit

Slide 5 - Open question

4. In welke tijd speelt het verhaal zich af? Leg je antwoord uit

Slide 6 - Open question

5. Hoeveel tijd verloopt er ongeveer tussen het begin en het eind van dit verhaal? Leg je antwoord uit

Slide 7 - Open question

6. In het verhaal De motorrijder zit een duidelijke vooruitverwijzing. Wat is die vooruitverwijzing

Slide 8 - Open question

7. Uit het verhaal blijkt dat de hoofdpersoon een minder goede karaktereigenschap bezit. Welke karaktereigenschap wordt bedoeld en uit welke gebeurtenis blijkt dat?

Slide 9 - Open question

 8. De hoofdpersoon bezit ook een goede karaktereigenschap. Welke karaktereigenschap wordt bedoeld en waaruit blijkt dat?

Slide 10 - Open question

 9. Deze tekst is een deel van een boek. Het is dus ook een deel van het verhaalschema. Welk deel is het?
A
Begin
B
Probleem
C
Dieptepunt
D
Oplossing

Slide 11 - Quiz

10. Noem twee gevoelens die de hoofdpersoon van dit verhaal heeft.

Slide 12 - Open question

11. Noteer twee gedachten van de hoofdpersoon.

Slide 13 - Open question

12. Wat is het ‘glinsterende ding’ dat een paar keer in het verhaal wordt genoemd waarschijnlijk?

Slide 14 - Open question

13. Beschrijf je leeservaring. Doe dit met 3 beoordelingswoorden. Geef bij elk beoordelingswoord een argument.

Slide 15 - Open question

14. Wat is het genre van dit verhaal?

Slide 16 - Open question

15. Van welke spanningstechniek is er gebruik gemaakt? En waar?

Slide 17 - Open question

Theorievragen 

Slide 18 - Slide

16. Hoe beschrijf je personages? Noem de 4 zaken die je moet beschrijven.

Slide 19 - Open question

17. Welke manieren van spanning ken je? Noem er 3

Slide 20 - Open question

18. Wat betekent vertelde tijd?

Slide 21 - Open question

19. Welk perspectief kun je herkennen in de motorrijder?
A
Ik-vertelperspectief
B
Hij-/zij-vertelperspectief
C
Alwetende verteller
D
Wisselend perspectief

Slide 22 - Quiz

20. Geef een voorbeeld van beeldspraak

Slide 23 - Open question