2324 3HV+ week 6 personen/ dingen vervangen door le, la, l', les
Bonjour!
- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes
MERCI!
timer
3:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Bonjour!
- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes
MERCI!
timer
3:00
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze week .....
1) kan ik in de passé composé vervoegen
2) Kun je een zin eenvoudiger maken door een persoon of ding te vervangen le, la, l' of les
Slide 2 - Slide
herhaling passé composé
passé composé is verleden tijd . 2 dingen nodig
1.avoir+être
2. voltooid deelwoord
exemples: Ik heb gepraat: j'ai parlé
zij heeft gegeven: elle a donné
Slide 3 - Slide
Frans 3 groepen werkoorden
-er > stam +é> j'ai parlé (ik heb gesproken)
-re> stam+ u> j'ai rendu ( ik heb teruggegeven)
-ir> ils ont fini (zij hebben geeindigd)
Slide 4 - Slide
geef de rijtjes van avoir (hebben) en être (zijn) +vertaling
Slide 5 - Open question
wat is de passé composé van choisir
A
choisé
B
choisie
C
choisi
D
choisu
Slide 6 - Quiz
être +passé composé !
1 man> niets il est allé
1 vrouw> +e elle est allée
2 mannen> + s ils sont allés
2 vrouwen> +es > elles sont allées
Slide 7 - Slide
vertaal: zij zijn gegaan
A
ils sont allé
B
ils ont allé
C
ils sont allés
D
ils ont allés
Slide 8 - Quiz
Check- in terugblik week 5
Je suis à l’hôtel/ Je suis allé(e) à l’hôtel à Nice. C’est à côté du parcours de golf.
L’Hôtel est en face de la mer. Il y a une salle fitness et des terrains de tennis.
Le diner au restaurant est délicieux. La chambre est très grande et propre.
Par contre, le wifi est mauvais et l’animation est ridicule.
Slide 9 - Slide
Check- in terugblik week 5
Nous sommes au camping/ Nous sommes allé(e)s au camping.
Le camping se trouve dans les montagnes. Il y a une piscine chauffée est couverte, c’est pas mal !
Il y a aussi un bar et une table de ping- pong.
Les activités nautiques sont très amusantes. Le pain et les croissants de la boulangeries sont très bons.
Par contre, la cabine de douche est très sale et mon lit n’est pas confortable.
Slide 10 - Slide
Check- in terugblik week 5
Je suis dans une maison de vacances avec ma famille/ Je suis allé(e) dans une maison de vacances avec ma famille.
La maison se trouve dans un quartier calme. Il y a 2 salles de bains, une cuisine et 3 chambres à coucher.
On peut faire des randonnées à pied et des randonnées en vélo ou en VTT. J’ai fait une promenade à cheval et j’ai fait du canoë. C’étaient (het waren) des vacances très sportives !
La piscine est très grande et propre. Par contre, les chambres à coucher sont très petites.
Slide 11 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord? Noem voorbeelden.
Slide 12 - Mind map
Persoonlijke voornaamwoorden
Kan een persoon, dier of ding aangeven en soms zelfs ook een zelfstandig naamwoord vervangen.
Het persoonlijk vnw kan verschillende functies hebben:
- Als onderwerp. Bijv. ik, jij, wij
- Als lijdend voorwerp. Bijv. mij, jou, hem
- Als meewerkend voorwerp. Bijv. (aan) mij, (aan) jou, (aan) hem
Slide 13 - Slide
onderwerp
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef
Slide 14 - Drag question
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek
ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
het boek = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)
Slide 15 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek
Het boek kun je vervangen door hem
- > Ik zoek hem
hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Slide 16 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Nederlands Frans
het le, la, les, l'
hem le, l'
haar la, l'
ze (meervoud) les
Slide 17 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek -> Je cherche le livre
Ik zoek hem -> Je cherche le
Maar: in het Frans een andere woordvolgorde!
Je le cherche
Slide 18 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze -> Je les cherche
Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
Je la regarde
Slide 19 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:
- voor het eerste werkwoord in de zin of
- voor het hele werkwoord
Slide 20 - Slide
Kies het lijdend voorwerp in de zin: Je cherche mon stylo (ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo
Slide 21 - Quiz
Kies de juiste optie: Elle cherche les photos Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 22 - Quiz
Kies de juiste volgorde. Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.
Slide 23 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange
Slide 24 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets
Slide 25 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met
Slide 26 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Tu aimes le jus d'orange.
A
Tu le aimes
B
Tu la aimes
C
Tu l'aimes
D
Tu les aimes
Slide 27 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Je vois la prof.
Slide 28 - Open question
Vervang het lijdend voorwerp: Je mange les pizzas.