Formatieve meting Spelling

Welkom allemaal

Startactiviteit: lezen uit jouw leesboek.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom allemaal

Startactiviteit: lezen uit jouw leesboek.

Slide 1 - Slide

Planning

  • Werkwijze voorbereiding boekentoets
  • Verschillende vormen van een formatieve meting
  • Formatieve meting in tweetallen 

Slide 2 - Slide

Studiewijzer > literatuur > 3v - boekentoets 1

Slide 3 - Slide

Formatieve meting
  • toets - een voorbeeldcijfer
  • vaardigheid - feedback
  • tussenmeting - op welk niveau 

Slide 4 - Slide

Quiz
  • Tweetallen
  • Schrijf de antwoorden op het blad.
  • Per onderdeel krijg je een x-aantal minuten.

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling
Noteer het werkwoord in de juiste vorm.
1 Vroeger heeft Ferdinand veel … (rugbyen), tegenwoordig … (waterskiën) hij vooral en hij is van plan volgend jaar te gaan … (surfen).
2 … (Vermoeden) je vriendin nog steeds dat je haar … (bedriegen) en heeft ze daarom een privédetective … (inschakelen)?
3 De … (afmatten) rekruten hebben zich na de training snel … (douchen).
4 … (Worden) toch eens verstandig: laat die … (aankopen) artikelen door DPD-pakketpost … (bezorgen).


timer
2:30

Slide 6 - Slide

Samenstelling, koppelteken en weglatingsstreepje
Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
1. fitness training en cardio training                  6. singer songwriter
2. hoger onderwijs en lager onderwijs             7. heen en weer gepraat
3. hoofd straten en zij straten                               8. half om half
4. dorps straten en dorpspleinen                        9. blijf van mijn lijf huis
5. haantje de voorste                                                 10. niet leden






timer
4:00

Slide 7 - Slide

Trema, apostrof, koppelteken
Neem de woorden over en plaats zo nodig een trema, een apostrof of een koppelteken.
1. affaire                                   7. babytje
2. beoefenen                         8. hyenas
3. buiig                                     9. ccen
4. cacao                                   10. traytje
5. cafeine                                11. mediaaandacht
6. cooperatie                          12. A4tje






timer
3:00

Slide 8 - Slide

Met of zonder -n?
Kies de vorm met of zonder-n.
1. Van de beren waren er enkele(n) ondervoed en de andere(n) waren lichtgewond.
2. De bezoekers van de tentoonstelling hadden alle(n) een museumjaarkaart.
3. De meeste(n) van jullie combineren een bijbaan en school.
4. Vreemd genoeg mochten degene(n) die als eerste(n) arriveerden, pas als laatste(n) de bioscoop binnengaan.

timer
2:00

Slide 9 - Slide

Samenstelling
Maak samenstellingen. Voeg zo nodig -e-, -en- of -s- toe.
1. stoel dans
9. beer sterk
3. zon steek
4. hoog school
5. publiek jury
6. wieg dood
7. beuk nootje
8. gedachte spinsel

timer
2:00

Slide 10 - Slide

Quiz
  • Antwoorden

Slide 11 - Slide

Werkwoordspelling
Noteer het werkwoord in de juiste vorm.
1 Vroeger heeft Ferdinand veel gerugbyd, tegenwoordig waterskiet hij vooral en hij is van plan volgend jaar te gaan surfen.
2 Vermoedt je vriendin nog steeds dat je haar bedriegt en heeft ze daarom een privédetective ingeschakeld?
3 De afgematte rekruten hebben zich na de training snel gedoucht.
4 Word toch eens verstandig: laat die aangekochte artikelen door DPD-pakketpost bezorgen.


timer
2:30

Slide 12 - Slide

Samenstelling, koppelteken en weglatingsstreepje
Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
1. fitness- en cardiotraining                  6. singer-songwriter
2. hoger en lager onderwijs                  7. heen-en-weergepraat
3. hoofd- en zijstraten                             8. half-om-half
4. dorpsstraten en -pleinen                  9. blijf-van-mijn-lijfhuis
5. haantje-de-voorste                             10. niet-leden






timer
4:00

Slide 13 - Slide

Trema, apostrof, koppelteken
Neem de woorden over en plaats zo nodig een trema, een apostrof of een koppelteken.
1. affaire                                   7. baby'tje
2. beoefenen                         8. hyena's
3. buiig                                     9. cc'en
4. cacao                                   10. traytje
5. cafeïne                                11. media-aandacht
6. coöperatie                          12. A4'tje






timer
3:00

Slide 14 - Slide

Met of zonder -n?
Kies de vorm met of zonder-n.
1. Van de beren waren er enkele ondervoed en de andere waren lichtgewond.
2. De bezoekers van de tentoonstelling hadden allen een museumjaarkaart.
3. De meesten van jullie combineren een bijbaan en school.
4. Vreemd genoeg mochten degene) die als eersten arriveerden, pas als laatsten de bioscoop binnengaan.

timer
2:00

Slide 15 - Slide

Samenstelling
Maak samenstellingen. Voeg zo nodig -e-, -en- of -s- toe.
1. stoelendans
9. beresterk
3. zonnesteek
4. hogeschool
5. publieksjury
6. wiegendood
7. beukennootje
8. gedachtespinsel

timer
2:00

Slide 16 - Slide