woorden die twee zinnen of twee alinea's aan elkaar verbinden
deze woorden hebben een functie: ze geven extra informatie
bijvoorbeeld waarom iets gebeurd/ of het gevolg van iets
deze woorden zijn belangrijk bij het beantwoorden van de ABCD-vragen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Middelbare school
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
signaalwoorden
woorden die twee zinnen of twee alinea's aan elkaar verbinden
deze woorden hebben een functie: ze geven extra informatie
bijvoorbeeld waarom iets gebeurd/ of het gevolg van iets
deze woorden zijn belangrijk bij het beantwoorden van de ABCD-vragen
Slide 1 - Slide
Opsomming
Het woord opsomming zegt het al: in een opsomming worden dingen opgesomd. Er wordt in een opsomming een soort lijstje genoemd van iets. Een opsomming is vaak te herkennen aan streepjes of bolletjes, aan de komma’s die tussen de woorden staan of aan de dubbele punt die vaak vooraf gaat aan de opsomming.
Slide 2 - Slide
Signaalwoorden voor opsomming
en / tevens / verder /ten slotte/ als laatste /vervolgens /ook (nog) /bovendien/ ten eerste /ten tweede/om te beginnen in de eerste plaats
Slide 3 - Slide
tegenstelling
Als je deze woorden gebruikt is wat in de ene zin staat het tegenovergestelde van wat in de andere zin staat
zin 1 - ik heb niet geleerd
zin 2 - ik heb een hoog cijfer
zin 2 is een tegenstelling van zin 1
Ik heb niet geleerd toch heb ik een hoog cijfer
Slide 4 - Slide
tegenstelling
Deze woorden staan ook vaak aan het begin
ondanks dat ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer
hoewel ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer
Slide 5 - Slide
tegenstelling
Signaalwoorden voor een tegenstelling
maar / echter /daar staat tegenover dat /toch/hoewel
daarentegen / niettemin /aan de ene kant...aan de andere kant /in tegenstelling tot/met
Slide 6 - Slide
Voorbeeld
Er worden vaak voorbeelden gegeven in teksten. Voorbeelden kunnen helpen om een tekst beter te begrijpen, ook voor voorbeelden zijn allerlei signaalwoorden die aangeven dat er een voorbeeld wordt gebruikt. Een voorbeeld kan in een zin staan of een voorbeeld kan een hele zin zijn. In een langere tekst kan er zelfs een hele alinea een voorbeeld zijn.
Slide 7 - Slide
Signaalwoorden voor voorbeelden
voorbeeld / bijvoorbeeld /als voorbeeld /zo /zoals
ter illustratie /onder andere (o.a.)
Slide 8 - Slide
Conclusie, samenvatting
Om twaalf uur komt het bezoek, dus begin snel met opruimen!
Vergelijking
Yael is intelligent, evenals haar zus.
Doel-middel
Ilhan wil een auto kopen, om zijn spullen te vervoeren.
Slide 9 - Slide
reden/oorzaak
Als je deze woorden gebruikt is wat in de ene zin staat de oorzaak of reden dat gebeurt wat in de andere zin staat
zin 1 - ik heb gespijbeld
zin 2 - ik heb straf
Zin 2 is het gevolg van zin 1
Ik heb gespijbeld daarom heb ik straf
Slide 10 - Slide
reden/oorzaak
Deze woorden staan ook vaak aan het begin van de zin
Omdat ik gespijbeld heb, heb ik straf
Aangezien ik gespijbeld heb, heb ik straf
Slide 11 - Slide
gevolg of conclusie
Wat in het ene stuk zin staat is het gevolg van wat in het andere stuk zin staat zin 1 - Ik heb heel hard geleerd zin 2 - ik ben geslaagd zin 2 is het gevolg van zin 1 Ik heb heel hard geleerd met als gevolg dat ik geslaagd ben
Slide 12 - Slide
In de zomervakantie had ik een leuk baantje, .......daar heb ik nu geen tijd meer voor.
A
omdat
B
maar
C
aangezien
D
vervolgens
Slide 13 - Quiz
........... je besluit die iPod te kopen kan je niet op vakantie.