2tha1, cursus 5 grammatica, WS aanwijzend en vragend vnw., telwoord

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Lesdoelen
  • Nieuwe uitleg: grammatica/ telwoord/
  • aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • Zelfstandig werken
  • Mededelingen
  • Evaluatie les

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

#boekpraat
*Wat is de titel en de schrijver van je boek?

*Waar speelt dit verhaal zich af?

*Wat zou jij de schrijver als tip willen geven? 

Slide 4 - Slide

Lesdoel
Ik kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen (th).

Ik kan telwoorden herkennen (ha).


Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord

Bekijk de zin: Deze rugzak vind ik veel handiger dan dat koffertje.

In deze zin zijn Deze en dat aanwijzende voornaamwoorden. 

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst meestal een mens, een dier of een ding aan: deze jongen, dat varken, die jurk. Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. In dat geval kun je het zelfstandig naamwoord er soms achter denken:

Joran kreeg een horloge voor zijn verjaardag en hij vond dat (horloge) het mooiste cadeau.


Slide 8 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook terugwijzen naar een hele zin:

Mijn broer draait altijd keiharde muziek op zijn kamer. Ik vind dat (mijn broer altijd keiharde muziek op zijn kamer draait) erg storend.

Slide 9 - Slide

Vragend voornaamwoord
In deze zinnen zijn Welke en Wat vragende voornaamwoorden. Er zijn er vier: wie, wat, welk(e), wat voor (een). Een vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord
Wie gaat er mee naar de film? Boy vraagt aan zijn vrienden wie er meegaat naar de film.

Wat heb je vandaag gedaan? Rex informeert bij Roos wat zij vandaag gedaan heeft.


Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Je maakt: Cursus 5 Grammatica 

TH: $7$9 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
opdracht 1 t/m 5, blz. 210 - blz. 214


timer
30:00

Slide 12 - Slide

Welke telwoorden ken jij?

Slide 13 - Mind map

Telwoord
Bekijk de volgende zin:
- In de bioscoop zaten op de vierde en op de laatste rij enkele jongetjes van een jaar of twaalf.
In deze zin zijn de vetgedrukte woorden telwoorden. Er zijn vier soorten. Ze geven een hoeveelheid of een volgorde (een plaats in een reeks) aan.

Slide 14 - Slide

Zo vind je de vier soorten telwoorden:

Een bepaald hoofdtelwoord (bep.hoofdtelw) noemt een precies aantal of een precieze hoeveelheid: twaalf (12), een vierde (1/4). Alleen bepaalde hoofdtelwoorden kun je vervangen door cijfers.
Een onbepaald hoofdtelwoord (onbep.hoofdtelw) noemt een onduidelijk aantal of een onduidelijke hoeveelheid: enkele, weinig.

Slide 15 - Slide

Zo vind je de vier soorten telwoorden:

Een bepaald rangtelwoord (bep.rangtelw) noemt een duidelijke plaats in een volgorde, in een rij: vierde, tweeënendertigste.

Een onbepaald rangtelwoord (onbep.rangtelw) noemt een onduidelijke plaats in een rij: middelste, laatste.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Zelfstandig werken
Je maakt: Cursus 5 Grammatica 

TH: $7$9 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
opdracht 1 t/m 5, blz. 210 - blz. 214

HA: $8 Telwoord, blz. 220
opdracht 1 t/m 4


timer
30:00

Slide 18 - Slide

$10 Voegwoorden
De nevenschikkende voegwoorden (ns.vgw) zijn dus, en, maar, of, want. Ze verbinden twee gelijkwaardige delen.
Een onderschikkend voegwoord (os.vgw), zoals aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zoals, zodat, zodra verbindt meestal een bijzin met een hoofdzin.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Zelfstandig werken
Je maakt: Cursus 5 Grammatica 

TH: $7$9 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
opdracht 1 t/m 5, blz. 210 - blz. 214

HA: $8 Telwoord, blz. 220
opdracht 1 t/m 4
A: $10 Voegwoord, opdracht 1 t/m 5


timer
30:00

Slide 21 - Slide

Evaluatie
*Welke aanwijzende voornaamwoorden heb je geleerd?
*Welke telwoorden heb je geleerd?

*Heb je nog een vraag?

Slide 22 - Slide