This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Je ziet een grafische weergave van een markt. met MO, GO, MK en GVK lijn etc. HOE herken je de perfecte markt?
A
Door het aantal aanbieders
B
Door de horizontale GO-lijn
C
Door de lage productie
D
Door de schuine MK lijn.
Slide 2 - Quiz
WAT kan je met de elasticiteit van de vraag berekenen?
A
Welke prijs ik moet vragen.
B
Hoe de vraag verandert als het inkomen verandert
C
Wat mijn concurrenten doen als ik de prijs verander
D
Hoe de vraag verandert als ik mijn prijs verander
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
De Ev van een brood is 0,6 Een bakker verhoogt zijn prijzen met 5%. Met hoeveel procent stijgt of daalt de vraag?
A
-1%
B
+3%
C
-3%
D
+1%
Slide 5 - Quiz
Inelastische markt.
Qv = -2p + 120. & Qa = 2,5p - 15
Qa = 2,5p - 40 (na heffing van 10)
Hoeveel % van de heffing is naar consumenten gegaan?
A
29%
B
55,6%
C
29,4%
D
55,4%
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Heffing, grafisch
De overheid heeft een heffing ingesteld. Daardoor is de aanbodlijn verschoven van Qa naar Q'a
Door de hogere prijs is natuurlijk ook de Q verandert. Er wordt minder verkocht (van Qo naar Q1)
De totale welvaart is hierdoor afgenomen met WV
Je ziet dat er ipv alleen een producenten- en een consumentensurplus nu ook een stuk welvaart naar de Overheid gaat (O)
Slide 8 - Slide
Hoe bereken je de winst van een bedrijf?
A
P x Q
B
MO=MK
C
BEO-BEA
D
TO - TK
Slide 9 - Quiz
Wat bereken je met MO=MK
A
De hoeveelheid producten voor maximale winst
B
De P voor maximale winst
C
Hoe groot je winst is.
D
De P waar je geen winst, maar ook geen verlies maakt
Slide 10 - Quiz
Voor een product geldt de volgende kostenfunctie: TK = 45Q + 540.000 Wat zijn de variabele kosten?
A
45Q
B
540.000
C
540.045
D
45
Slide 11 - Quiz
Wat is de formule voor het berekenen van het break even point?
A
TO = TK
B
MO=MK
C
TO - TK
D
P x Q
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
De bereken de maximale winst. (opletten...)
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen
Slide 16 - Quiz
Een fabrikant maakt heerlijks chips. Deze worden verkocht in een grote plastic zak met daarin weer allemaal kleine uitdeelzakjes. Hoe zou je de externe effecten van de consumptie kunnen voorkomen?
A
Door de producent extra belasting te laten betalen.
B
Door consumenten extra milieubelasting te laten betalen
C
Door de zakjes via het huisvuil te scheiden
D
Door mensen te bekeuren te geven als ze de verpakking op straat gooien
Slide 17 - Quiz
Economie... moet je doen.
De beste oefening voor je SE.
METERS MAKEN = OEFENINGEN MAKEN
En, schrijf ALLES op. schrijf op wat je doet. OOK de formules. Doe niets uit je hoofd.
Leg je samenvatting aan elkaar uit. Leren kan je ook goed samen doen.