Les 4 & 5 - Reiniging en desinfectie

Les 4 - reiniging en desinfectie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Reiniging en desinfectieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 4 - reiniging en desinfectie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Week 2: Introductie, en soorten vervuiling
Week 3: Kritische plaatsen en veiligheid
Week 4 + 5: Reiniging en reinigingsfactoren
Week 6: Reinigingsmiddelen
Week 6: Desinfecteren
Week 7: Herhaling + oefentoets
Week 8: Toets

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les 4:
  • Reinigingsmiddelen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Reinigingsmiddelen

Indeling op basis van pH:

  • Zure reinigingsmiddelen pH < 4
  • Neutrale reinigingsmiddelen pH = 4 -10
  • Basische reinigingsmiddelen pH > 10

Slide 4 - Slide

Binnen het grote aanbod aan reinigingsmiddelen kunnen we drie groepen  onderscheiden: 
1 zure reinigingsmiddelen;
2 basische reinigingsmiddelen;
3 neutrale reinigingsmiddelen.

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Zure reiningsmiddelen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Basische reinigingsmiddelen
Basische reinigingsmiddelen noemen we ook wel loog

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Neutrale reiningsmiddelen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Neutrale reiningsmiddelen

Apolaire staart = hydrofoob
Polaire kop = hydrofiel
Oppervlakte actieve stoffen
Vorming micellen

bijv. zeep en shampoo

Slide 9 - Slide

Hydrofiel - houdt van water
Hydrofoob - keert af van water

Oppervlakte actieve stoffen bestaan uit een hydrofiele kop en een hydrofobe staart. Dus ze trekken aan de ene kant water aan en stoten aan de andere kant water af. Wanneer zo'n oppervlakte actieve stof wordt gemengd met een polaire (water) en apolaire stof(vet). Dan gaan deze oppervlakte actieve moleculen  op het grensvlak zitten van deze stoffen.

We kunnen ons dat als volgt voorstellen: de oppervlakte-actieve moleculen gaan met  hun apolaire kant een binding aan met de vetmoleculen (die zijn ook polair) en met hun polaire kant met de watermoleculen (die polair zijn). Het vet wordt als het ware omhuld door een laagje oppervlakte-actieve moleculen. Deze worden aangetrokken door het water, waardoor het vuil in oplossing gaat in het water en weggespoeld kan 
worden.

Zo werkt zeep...

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Les 5 - reiniging en desinfectie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Les 5:
  • Desinfecteren
  • Desinfectieprogramma's
  • Desinfectiemethoden
  • Desinfectiemiddelen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Desinfecteren
Wat betekenen de volgende begrippen? 
Wat zijn de verschillen?

  • Reinigen
  • Desinfecteren
  • Steriliseren

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De begrippen
Reinigen = het verwijderen van productresten en vuil.

Desinfecteren =  het doden van de micro-organismen die na de reiniging nog zijn
achtergebleven.

Steriliseren = afdoding van alle micro-organismen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Desinfectieprogramma's 


  • Kort programma
  • Lang programma

Kort programma
Lang programma
1. Voorspoelen
1. Voorspoelen
2. Reinigen & desinfecteren
2. Reinigen
-
3. Tussenspoelen
-
4. Desinfecteren
-
5. Naspoelen

Slide 15 - Slide

Deze gecombineerde middelen hebben als voordeel, dat je maar één  in plaats van twee middelen gebruikt, zodat je tijd en geld bespaart. Gecombineerde  middelen zijn echter slechts toe te passen als na voorspoelen met water geen al te grote hoeveelheden voedingsmiddelenresten of vuil achterblijven. Omdat een desinfectiemiddel zijn werking verliest door aanwezigheid van vuil, kan dus slechts bij lichte vervuiling gewerkt worden met een gecombineerd reinigings- en desinfectiemiddel. 
In situaties waar sprake is van een flinke vervuiling zullen reiniging en desinfectie als  twee gescheiden handelingen uitgevoerd moeten worden.
Desinfectiemethoden

  • Circulatiedesinfectie (CIP)
  • Stilstaande desinfectie 
  • Sproeidesinfectie
  • Stoomdesinfectie (is een vorm van steriliseren)

Slide 16 - Slide

CIP: De inwerktijd is een aantal minuten. De concentratie kan laag zijn door het intensieve contact. Het desinfectiemiddel kan na gebruik weer worden opgeslagen in de opslagtank en dus meerdere malen worden gebruikt. 

Stilstaande desinfectie: materialen worden in een bak desinfectiemiddel gedompeld. Je laat dit enige tijd staan. Geschikt voor losse materialen en gereedschappen. 

Sproeien: wanneer bovenstaande methoden niet toepasbaar is. Zoals het desinfecteren van vloeren, muren of bepaalde apparatuur. Het is noodzakelijk dat de oppervlakten droog zijn, omdat desinfectiemiddel anders te veel verdund wordt. 

Stoomdesinfectie: is een vorm van steriliseren. Hierbij wordt de afdoding van m.o.'s alleen veroorzaakt door hitte. Inwerktijd moet lang genoeg zijn en alle delen moeten met de stoom in aanraking komen. 
Desinfectiemiddelen
Stoffen die door hun chemische structuur in staat zijn m.o.'s te doden. 
  • Chloorverbindingen
  • Jodoforen
  • Quateranire ammoniumverbindingen
  • Perioxiden
  • Aldehyden
  • Halogeencarbonzuren

Slide 17 - Slide

Desinfectiemiddelen moeten:
– schadelijk zijn voor zoveel mogelijk micro-organismen;
– ongevaarlijk zijn voor de huid;
– een geringe corrosiviteit hebben (zo weinig mogelijk reageren met materialen);
– biologisch afbreekbaar zijn;
– goed kunnen doordringen in kieren en naden.
Welke desinfectie factoren zijn er?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Desinfectie factoren
Sinnerse cirkel 

Slide 19 - Slide

Om te desinfecteren is energie nodig. Er zijn drie vormen van energie besproken die  bij reinigen een rol spelen. Deze vormen van energie zijn ook van toepassing wanneer gedesinfecteerd wordt, namelijk: 
– fysische energie: afkomstig van de warmte van de desinfectie-oplossing of
stoom;
– chemische energie: afkomstig van het desinfectiemiddel;
– mechanische energie: afkomstig van het borstelen of schuren bij handdesinfectie,  de hoge druk bij sproeidesinfectie en van het rondpompen en van de krachtige 
stralen bij een circulatiedesinfectie.
De tijdsduur dat de bovengenoemde soorten energie inwerken en het effect van de  voorafgaande reiniging bepalen het uiteindelijke effect van een desinfectie. 
Desinfectie resultaat

  • SWAB's 
  • RODAC's 
  • Spoelmethode
  • Product controle

Slide 20 - Slide

Een steriele swab (dit is een roestvrijstalen staafje van 20 cm, met aan het ene eind  een propje watten) wordt bevochtigd in een steriel buisje met verdunningsvloeistof, waarna de vochtige prop, al draaiend, grondig over het te onderzoeken oppervlak wordt gewreven. De swab wordt teruggebracht in de verdunningsvloeistof, waarna het propje voorzichtig losgedraaid wordt van het staafje en het buisje gesloten wordt. 
Het buisje met de vloeistof en swab wordt nu krachtig geschud, waarna de vloeistof  volgens de plaatmethode kan worden onderzocht.

De stempelmethode is een heel eenvoudige methode om de microbiologische  gesteldheid van effen oppervlakten na te gaan. Een gestolde voedingsbodem steekt net iets boven de rand van het petrischaaltje uit, waardoor deze rechtstreeks tegen het te onderzoeken oppervlakte gedrukt kan worden. De op het oppervlakte aanwezige micro-organismen kunnen zich aan de bodem hechten die vervolgens direct in de broedstof worden bebroedt.

Bij de spoelmethode wordt het te onderzoeken object gespoeld met een speciale steriele spoelvloeistof. De aanwezige micro-organismen komen vanaf het te onderzoeken oppervlak in deze vloeistof terecht. De vloeistof kan weer worden geënt op een geschikte voedingsbodem, zodat het aantal micro-organismen kan worden geteld.

De productcontrolemethode houdt in, dat je de eerste producten van de  gedesinfecteerde lijn gaat onderzoeken. De producten moeten eerst een tijdje worden weggezet bij 30 °C, waarna de producten worden  gecontroleerd op houdbaarheid.

Word jij de nieuwe Rob Geus?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

"Twee voor twaalf"
  1. Bedenk per tweetal 4 vragen over een onderwerp
  2. Zoek de juiste antwoorden op
  3. Schrijf dit overzichtelijk op
  4. Per tweetal worden jullie aan de tand gevoeld
  5. Per goed antwoord krijg je 10 punten
  6. Is het antwoord fout? Dan verdienen de vragenstellers 5 punten

Zorg voor reële vragen!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wie van de drie?
  1. Jullie krijgen per tweetal een onderwerp
  2. Bedenk bij het onderwerp 3 stellingen
  3. Zorg dat 2 stellingen juist zijn en 1 stelling onjuist
  4. Presenteer jullie stellingen aan de klas
  5. Laat de klas raden welke stelling onjuist is

Slide 24 - Slide

This item has no instructions