HV2 Zinsdelen

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? 

Wat heb je nodig? Werkboek, schrift, pen, leesboek.

Begin lekker met lezen!

07-11-2024
timer
15:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? 

Wat heb je nodig? Werkboek, schrift, pen, leesboek.

Begin lekker met lezen!

07-11-2024
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Planning van de les:
- lezen
- theorie ng
- aan de slag!
- evaluatie

Slide 2 - Slide

Weten we het nog?

Gisteren I heb I ik I mijn moeder I een boek I gegeven.
pv =                                                          lv = 
ow =                                                         mv =
wg =                                                         bwb = 

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen deze zinnen?
Gisteren I heb I ik I mijn moeder I een boek I gegeven.

Over 10 jaar I ben I ik I een I hele goede dokter I geworden.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Opdracht 1 (blz. 210)
timer
2:00

Slide 6 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is / boos / geworden. 
ow: de leerling                                          ng: is [boos] geworden

Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
Naamwoordelijk => er zitten naamwoorden in (bn/zn)
Gezegde => de werkwoorden 

Slide 7 - Slide

werkwoordelijk gezegde vs naamwoordelijk gezegde
ELKE zin heeft OF een werkwoordelijk gezegde OF een naamwoordelijk gezegde. Ze zitten NOOIT allebei in de zin. 


werkwoordelijk gezegde: het onderwerp doet iets -> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde: het onderwerp is iets -> alle werkwoorden in  de zin + het naamwoordelijk deel (bn/zn)

Slide 8 - Slide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Ik kan een naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Met je telefoon
Ga naar 
mijnles.nu/  
 (let op: in je adresbalk intoetsen, NIET op google)

Wachtwoord: 

Graag de vragen invullen, bedankt!

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Opdracht 2 en 3 (blz. 211 )  


Tot volgende week!




Slide 15 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? 

Leg je boek, schrift en pen klaar.


13-10-2023

Slide 16 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Planning van de les:
- theorie ng + bespreken huiswerk
- aan de slag met opdrachten
- lezen

Slide 17 - Slide

Wie o wie
- kan vertellen wat het werkwoordelijk gezegde is
- kan vertellen wat het naamwoordelijk gezegde is
- kan vertellen uit welke 2 delen het ng bestaat

Slide 18 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand IS

- werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord)
&
- naamwoordelijk deel
(de eigenschap)

Er is hierbij nooit een lijdend vw!!
Werkwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand DOET

bestaat uit 
alle werkwoorden uit de zin

Slide 19 - Slide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
Je moet bij elke zin kiezen tussen een ng OF een wg. Ze zitten nooit allebei in de zin. 

Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp doet iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp is iets --> alle werkwoorden + de ZN of BN

Slide 20 - Slide

Bespreken huiswerk

Slide 21 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 1 t/m 3 blz. 215
Tijd?         15 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom bij je
Klaar?      ga verder met opdracht 5
Ook klaar? maak ook opdracht 7


timer
15:00

Slide 22 - Slide

timer
15:00

Slide 23 - Slide

          Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord. 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is (ZIJN ZIN).

Slide 24 - Slide