Week 44 les 3 herhalingslessen - woordbenoemen (werkwoord en bijwoord))

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Lesprogramma

1. Nieuwsquiz

2. Herhalen werkwoord

3. Herhalen bijwoord

4. Enkele vragen over het bijwoord via LessonUp

play.kahoot.it

01:02

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

We hebben de hele dag gesport.

01:08

Hoe weet je dat dit het belangrijkste werkwoord is?

02:12

Wat is het werkwoord in de zin en wat voor soort werkwoord is het?

'Ik ga naar de sportschool.'

02:21

Benoem de werkwoorden in de zin:

Ik zou dat anders gedaan hebben.

02:57

Wat zijn de koppelwerkwoorden volgens het ezelsbruggetje:
ZWaBBeLS + HDV

03:20

Hoe weet je zeker dat 'geweest' in deze zin een kww is?

04:20

Welk cijfer zou je nu aan jezelf geven als het gaat om het begrijpen van de verschillende werkwoorden?

010

www.jufmelis.nl

01:08

Welk werkwoord is het belangrijkste?

1. hebben
2. gesport

Waar of niet waar?

Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.

1. waar
2. niet waar

Hoeveel bijwoorden heeft de volgende zin?

Bij het fantastische Beekdal Lyceum hebben ze besloten om een prachtig rooster in te voeren nadat de school elf weken dicht was.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Noteer de bijwoord(en) uit de zin.

De verdediger van Oranje liet gisteren tijdens de wedstrijd zijn tegenstander steeds lopen.

Noteer de bijwoord(en) uit de zin.

Vroeg of laat komt de waarheid boven water.

Noteer de bijwoord(en) uit de zin.

Kunnen we niet inschrijven voor de jaarlijkse marathon in Rotterdam?

Benoem de bijwoorden in deze zin.

Daar moet zeker de receptie van het bungalowpark liggen.

1. daar
2. van
3. zeker
4. liggen

"De onderstaande zin heeft drie bijwoorden."
Waar of niet waar?

Het Beekdal Lyceum is na een ongeluk voorlopig niet toegankelijk voor publiek.

1. waar
2. niet waar

Benoem de bijwoorden in de zin.

Waarover ging de vergadering met het voltallige bestuur gisteren?

1. waarover
2. waarover, gisteren
3. waarover, voltallige, gisteren
4. waarover, vergadering, gisteren

Benoem de bijwoorden in de zin.

Waar kunnen de leerlingen van het Beekdal Lyceum uit Arnhem de lesboeken nu verstopt hebben?

1. waar, nu
2. nu, uit Arnhem
3. waar, uit Arnhem
4. waar, nu, uit Arnhem

Hoe goed beheers je het bijwoord nu?

😒🙁😐🙂😃