What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
bijwoord
bijwoord
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
bijwoord
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Het weer was erg slecht vandaag.
Uitleg
'Erg' zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord namelijk 'slecht'
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord
Slide 4 - Quiz
Ik wens je een heel fijne vakantie.
A
fijne is een bijwoord
B
fijne is geen bijwoord
Slide 5 - Quiz
Waar of niet waar?
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit als woordsoort een bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Waar of niet waar?
Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Benoem de bijwoorden in deze zin.
Daar moet zeker de receptie van het bungalowpark liggen.
A
daar
B
daar, zeker
C
zeker
Slide 8 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waarover ging de vergadering met het voltallige bestuur gisteren?
A
waarover
B
waarover, gisteren
C
waarover, voltallige, gisteren
D
waarover, vergadering, gisteren
Slide 9 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waar kunnen de leerlingen van het Nicolaaslyceum uit Amsterdam de lesboeken nu verstopt hebben?
A
waar, nu
B
nu, uit Arnhem
C
waar, uit Arnhem
D
waar, nu, uit Arnhem
Slide 10 - Quiz
Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
Uitleg
prachtig zegt iets over het werkwoord zingen
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 11 - Quiz
Is 'prachtig' in deze zin een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia heeft een prachtige stem
Uitleg
Prachtig zegt iets over 'stem'. Stem is een zelfstandig naamwoord
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 12 - Quiz
Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
Uitleg
prachtig zegt iets over het werkwoord zingen
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 13 - Quiz
Is 'prachtig' in deze zin een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia heeft een prachtige stem
Uitleg
Prachtig zegt iets over 'stem'. Stem is een zelfstandig naamwoord
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 14 - Quiz
Het weer was erg slecht vandaag.
Uitleg
'Erg' zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord namelijk 'slecht'
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord
Slide 15 - Quiz
Ik wens je een heel fijne vakantie.
A
fijne is een bijwoord
B
fijne is geen bijwoord
Slide 16 - Quiz
Dat is een moeilijke opdracht.
Moeilijke?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord
Slide 17 - Quiz
Waar of niet waar?
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit als woordsoort een bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Waar of niet waar?
Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Benoem de bijwoorden in deze zin.
Daar moet zeker de receptie van het bungalowpark liggen.
A
daar
B
daar, zeker
C
zeker
Slide 20 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waarover ging de vergadering met het voltallige bestuur gisteren?
A
waarover
B
waarover, gisteren
C
waarover, voltallige, gisteren
D
waarover, vergadering, gisteren
Slide 21 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waar kunnen de leerlingen van het Nicolaaslyceum uit Amsterdam de lesboeken nu verstopt hebben?
A
waar, nu
B
nu, uit Arnhem
C
waar, uit Arnhem
D
waar, nu, uit Arnhem
Slide 22 - Quiz
1 Dat is een goed hockeyteam.
2 De spelers kunnen goed hockeyen.
Benoem de woordsoort van 'goed' in beide zinnen.
A
1 bijvoeglijk naamwoord 2 bijvoeglijk naamwoord
B
1 bijwoord 2 bijwoord
C
1 bijvoeglijk naamwoord 2 bijwoord
D
1 bijwoord 2 bijvoeglijk naamwoord
Slide 23 - Quiz
Waar of niet waar?
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit als woordsoort een bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Waar of niet waar?
Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Hoeveel bijwoorden heeft de volgende zin?
Bij het fantastische Beekdal Lyceum hebben ze besloten om een prachtig rooster in te voeren nadat de school elf weken dicht was.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 26 - Quiz
Noteer de bijwoord(en) uit de zin.
De verdediger van Oranje liet gisteren tijdens de wedstrijd zijn tegenstander steeds lopen.
Slide 27 - Open question
Noteer de bijwoord(en) uit de zin.
Vroeger of later komt de waarheid boven water.
Slide 28 - Open question
Noteer de bijwoord(en) uit de zin.
Kunnen we niet inschrijven voor de jaarlijkse marathon in Rotterdam?
Slide 29 - Open question
Benoem de bijwoorden in deze zin.
Daar moet zeker de receptie van het bungalowpark liggen.
A
daar
B
daar, zeker
C
zeker
Slide 30 - Quiz
"De onderstaande zin heeft drie bijwoorden."
Waar of niet waar?
Het Beekdal Lyceum is na een ongeluk voorlopig niet toegankelijk voor publiek.
A
waar
B
niet waar
Slide 31 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waarover ging de vergadering met het voltallige bestuur gisteren?
A
waarover
B
waarover, gisteren
C
waarover, voltallige, gisteren
D
waarover, vergadering, gisteren
Slide 32 - Quiz
Benoem de bijwoorden in de zin.
Waar kunnen de leerlingen van het Beekdal Lyceum uit Arnhem de lesboeken nu verstopt hebben?
A
waar, nu
B
nu, uit Arnhem
C
waar, uit Arnhem
D
waar, nu, uit Arnhem
Slide 33 - Quiz
Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 34 - Quiz
De pen zit IN de etui.
A
bijwoord
B
hulp ww
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord
Slide 35 - Quiz
Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
aanwijzend vnw
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 36 - Quiz
Het groene BANKJE staat op het gras.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
persoonlijk vnw
Slide 37 - Quiz
het HELE groene bankje staat op het gras
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord
Slide 38 - Quiz
Ik HEB gisteren heerlijk geslapen!
A
bijwoord
B
zelfst. ww
C
hulp ww
D
voorzetsel
Slide 39 - Quiz
VANAVOND ga ik naar de film.
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
bijv. nw
D
zelfst. nw
Slide 40 - Quiz
Ik kijk uit HET raam.
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord
Slide 41 - Quiz
Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
bijwoord
D
onbepaald vnw
Slide 42 - Quiz
Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 43 - Quiz
In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 44 - Quiz
More lessons like this
LJ1 - Opdracht bijwoord
December 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
woordsoorten herhalen 1HVt 2022
March 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Week 44 les 3 herhalingslessen - woordbenoemen (werkwoord en bijwoord))
November 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhalingslessen - woordbenoemen (ww, bw en vw)
October 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
M2 grammatica hoofdstuk 4,5 en 6
February 2020
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
bijwoorden met quiz alle woordsoorten
June 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naawoord en bijwoord
May 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordsoortbenoemen bnw vz bw
January 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1