10 Grammatica 5.7 les 2- en spelling les 1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Eerst zien, dan geloven

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Vandaag

Les 1
Presentaties
(Sophie, Sophie en Roan)


Les 2
-Grammatica H5 herhaling
(pers. en bezitt. voornaamwoord)
-Start Spelling H5

Slide 4 - Slide

Woord van de week
Reduceren

  • Betekenis: verminderen 
  • Voorbeeldzin:
    Smeer je regelmatig in met zonnebrandcrème om de kans op huidverbranding te reduceren.

Slide 5 - Slide

Grammatica 5.7
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord


me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 6 - Slide

Grammatica 5.7
Me of mijn?
Jou of jouw?
U of uw? 

Wanneer gebruik je welke vorm?
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 7 - Slide

Grammatica 5.7
Me of mijn?
Jou of jouw?
U of uw? 

Wanneer gebruik je welke vorm?
Eerste is persoonlijk 
Tweede is bezittelijk 
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 8 - Slide

Mijn of me?
Ik heb ... broer een cadeau gegeven.
A
me
B
mijn

Slide 9 - Quiz

Mijn of me?
... moeder is morgen jarig.
A
me
B
mijn

Slide 10 - Quiz

Mijn of me?
Die rare hond van ... rent de hele tijd achter zijn staart aan.
A
me
B
mijn

Slide 11 - Quiz

Grammatica 5.7
hun of zij/ze?

Wanneer gebruik je welke vorm?

me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 12 - Slide

Grammatica 5.7
hun of zij/ze?

Wanneer gebruik je welke vorm?

Hun is nooit het onderwerp van een zin!
Het kan wel een pers. vnw. zijn, als het geen onderwerp is.
> Ik heb hun het probleem uitgelegd.
Of een bezittelijk voornaamwoord. > Hun huis is net verkocht.
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 13 - Slide

Hun of zij/ze?
... hebben stiekem vuurtje gestookt.
A
hun
B
zij/ze

Slide 14 - Quiz

Hun of zij/ze?
Door de lekkende beker zijn ... boeken helemaal nat.
A
hun
B
zij/ze

Slide 15 - Quiz

Hun of zij/ze?
... hebben dat gedaan!
A
hun
B
zij/ze

Slide 16 - Quiz

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
zin 1: Meneer Van der Linden vertelt een lang verhaal.
zin 2: Meneer Van der Linden heeft een lang verhaal verteld.


Waarom schrijf je in zin 1 'vertelt' en in zin 2 'verteld'?

Slide 17 - Slide

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
zin 1: Meneer Van der Linden vertelt een lang verhaal.
zin 2: Meneer Van der Linden heeft een lang verhaal verteld.


Waarom schrijf je in zin 1 'vertelt' en in zin 2 'verteld'?

Persoonsvorm (ik-vorm+t)
Voltooid deelwoord  (maak langer/
't Kofschip x) 

Slide 18 - Slide

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
  1. samen met een ander ww: hebben / zijn / worden
  2. begint vaak met ge-, maar kan ook ont- be- ver- er- of her- zijn
  3. eindigt op -en, -d, of -t (gebruik 't Kogschip x, of maak het woord langer)

(Uitlegfilmpje kijken bij theorie blz. 163)

Slide 19 - Slide

Huiswerk (in boek of online)
Grammatica 5.7 blz. 158 opdracht 15
Spelling 5.8 opdracht 4, 5, 6, 8 en 9 blz. 164

Slide 20 - Slide