40 leva

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Onderwerp van een tekst
  • Dat waar de tekst over gaat. Omschrijf je in 1 of een paar steekwoorden.
      "Vliegschaamte", "Fietshelmverplichting".
  • Als je het onderwerp van een tekst wil weten, hoef je niet de hele tekst te lezen.
  • Lees oriënterend:
  1. Lees de titel, kijk naar de afbeeldingen, lees de tussenkopjes (titels van alinea's), kijk naar dikgedrukte woorden.
  2. Lees het eerste stukje van de tekst, de inleiding.

Slide 3 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Voorbeeld:
Onderwerp: 'Vliegschaamte'
Hoofdgedachte: Mensen hebben vliegschaamte, omdat vliegen slecht is voor mhet milieu.

Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst
LET OP: staat niet altijd letterlijk in de tekst. Je moet hem vaak zelf bedenken.
Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 5 - Slide

Welke tekstdoelen zijn er?






En ook nog: amuseren, bijvoorbeeld door een stripverhaal, column een roman of een gedicht.

Slide 6 - Slide


Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 8 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 9 - Quiz

Aan de slag
Opdracht 3+4+5 op blz. 28 t/m 30

Als je samen wil doen, steek je hand op.

Slide 10 - Slide