3: Toets H2 & H3: Lezen en woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hallooooo!

Telefoon in telefoontas

Ga rustig zitten

Spullen op tafel

Tas niet :)

Alle neuzen deze kant op!

Vandaag

• Zwaaiende handjes
• Nieuwe theorie woordenschat
• Werken in het boek

LESDOEL: na deze les...

- weet je weer wat we deze week behandeld hebben

- kun je uitleggen wat metonymie is

- heb je een begin gemaakt met het herkennen en begrijpen van metonymie

Zwaaiende handjes

Geef mij steekwoorden, waar hebben we het over gehad
deze week?

Mondjes dicht

We gaan weer enthousiast zwaaien!

Tekstverbanden en signaalwoorden

1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. toelichtend
5. concluderend
6. redengevend
7. oorzakelijk
8. vergelijkend

Waarom iemand iets doet

Reden-besluit = invloed

Omdat het regent (reden), trek ik mijn regenpak aan (besluit).

Waardoor iets gebeurt

Oorzaak-gevolg = geen invloed

Door de hevige regenval (oorzaak) was een deel van de weg afgesloten (gevolg).

Redengevend verband

Oorzakelijk verband

Beeldspraak

1. Vergelijking - Object en beeld
   
   
2. Metafoor - Beeld
   
   
3. Personificatie - menselijke eigenschap

Schraplijst

Vragen over de schraplijst?

Woordenschat H2:

• Wat hebben we al gehad?
  
• Daar komt iets nieuws bij: metonymie
• Kort filmpie!

Aan de slag!

Nu maken:

Opdrachten 1 t/m 4

bladzijde 54 t/m 56

Klaar?

Geen stress, relax...

Niet klaar?

Huiswerk volgende les

in tweetallen

Geen stress...

Maak nu je huiswerk!

Geluidsniveau 2

Lesdoel behaald?

• weet je weer wat we vorige week behandeld hebben
  
• kun je uitleggen wat metonymie is 
• heb je een begin gemaakt met het herkennen en begrijpen van metonymie

60seconden post-it

1. Noteer wat bleef 'plakken' deze les! 
   
   
2. 60 seconden
   
   
3. Plak de post-it op de tafel als je je telefoon pakt

Dat was het dan! 

Tot morgen! 

Opdracht zelfstandig (5 minuutjes)

- Bedenk bij 5 verschillende signaalwoorden een voorbeeldzin

- Schrijf erbij welk verband het is (onder het schema)

Bijvoorbeeld: het signaalwoord "daarom"

"Gisteren ging ik pas laat naar bed, daarom ben ik nog een beetje moe" > oorzaak-gevolg