Lektion 2 Kapitel 3 München vmbot/h

Herzlich Willkommen
Lektion 2
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen
Lektion 2

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
Hausaufgaben korrigieren
Bezittelijk voornamwoord
Selbständig arbeiten

Slide 2 - Slide

Hausaufgaben korrigieren

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

1

Slide 8 - Video

Possesiv Pronomen
Neem bladzijde 101 voor je.

 het bezittelijk voornaamwoord helpt om duidelijk te maken van wie het bezit is. 

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van het bezittelijk voornaamwoord


- Ik eet mijn banaan --->  Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     --->  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   --->  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 10 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Neem bladzijde 101 voor je.

Het bezittelijk voornaamwoord helpt om duidelijk te maken van wie het bezit is. 

Slide 11 - Slide

Tabel begrijpen
Wat zie je gebeuren bij de mannelijke, vrouwelijke, onzijdige en meervoud bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 12 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 13 - Slide

Was gehört zusammen?
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein, meine
dein, deine
sein, seine
ihr, ihre
unser, unsere
euer, eure
ihr, ihre
Ihr, Ihre

Slide 14 - Drag question

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 15 - Slide

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 16 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 17 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Mutter heißt Agnes
A
Ihre
B
Mutter
C
heißt
D
Agnes

Slide 18 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 19 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 20 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 21 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 22 - Quiz

Kies nu de juiste vorm....

Slide 23 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.
Trucje vrouwen krijgen altijd iets extra's (dus de -e).

Slide 24 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 25 - Slide


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 26 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 27 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 28 - Quiz

Nu zonder tabel...

Slide 29 - Slide

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 30 - Quiz

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 31 - Quiz

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 32 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 33 - Quiz

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Unser
B
Eure
C
Unsere
D
Euer

Slide 34 - Quiz

(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 35 - Quiz

Welke Duitse bezittelijk voornaamwoorden ken je?

Slide 36 - Mind map

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 37 - Open question

Dit kan ik nu
Ik ken verschillende bezittelijke voornaamwoorden
en kan deze in simpele zinnen gebruiken.
Dit heb ik gedaan in de digitale oefeningen en papieren oefeningen.

Slide 38 - Slide

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
A
Ja, ik kan het!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 39 - Quiz

Einde

Slide 40 - Slide

Machen
Aufgabe 11, 12, 13 Seite 101 - 102

Slide 41 - Slide