Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.
Slide 2 - Slide
Week 40 3 oktober t/m
7 oktober 2022
Weektaak 40: 11 oktober
Lezen van boeken en lezen in de les
Uitleg RTTI
Vervolg spelling
otfyw => code LessonUp
Theorie fictie na so spelling
Slide 3 - Slide
PTD rapportperiode 1
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
(1x)
NEE
104
SO
Boekentoets (2 boeken)
45 min
VK
NEE
Nr.
Toets-vorm
Leerstof/ Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3/afgerond
Nee
102
SO
Herhaling taalverzorging (spelling totaal)
45 min
1
Nee
104
SO
Boekentoets (1 boek)
45 min
1
Nee
Slide 4 - Slide
19 oktober: so spelling
Slide 5 - Slide
Boekenlijst 2H
Periode 1 => 1 boek niveau 2/3
Lezenvoordelijst.nl
Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.
Boek 2
Boek 3
Boek 4
Slide 6 - Slide
Leerdoelen
Deze week:
leer je hoe je een werkwoord moet spellen.
leer je wanneer je een hoofdletters en leestekens moet gebruiken.
Slide 7 - Slide
Weektaak 40
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 55 - samenstellingen
Maak opdracht 6 t/m 9 op bladzijde 57
Lees de uitleg op bladzijde 110 - werkwoordspelling
Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 110/111
Lees de uitleg op bladzijde 112 - voltooid deelwoord
Maak opdracht 7 en 8 op bladzijde 113
Lees de uitleg op bladzijde 114 - hoofdletters en leestekens
Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 115
Slide 8 - Slide
Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.
Slide 9 - Slide
Samenstellingen (bladzijde 54)
één persoon, dier of ding? → aaneenschrijven
woorden met één klemtoon
badkamer, fietssleutel, grasmaaier
samengestelde werkwoorden en samenstellingen afgeleid van werkwoorden
goedmaken, zich blootgeven, plaatsvinden
Slide 10 - Slide
Tussenklanken (bladzijde 54)
tussen-s: wanneer je deze hoort
gebruikersnaam, meningsverschil, stadscentrum
tussen-en: wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met meervoud op -en.
kattenbak, ziekenhuis, schapenwolken
Slide 11 - Slide
Tussenklanken (bladzijde 54)
tussen-s: wanneer je deze hoort
gebruikersnaam, meningsverschil, stadscentrum
tussen-en: wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met meervoud op -en.
kattenbak, ziekenhuis, schapenwolken
Slide 12 - Slide
Tussenklanken (bladzijde 54)
tussen-e:
een meervoud heeft op -s, of een meervoud op -s of -n
keuzemogelijkheid
geen meervoud heeft
tarwebrood, benzinetank
een bijvoeglijk naamwoord versterkt
beresterk
tussen-er: woorden op -eren
kindercola
Slide 13 - Slide
Tussenklanken (bladzijde 54)
Kortom:
Als je te maken hebt met één persoon, dier of ding, schrijf je de samenstelling aan elkaar.
Slide 14 - Slide
Maar eerst...
even ontspannen met een goed boek!
Slide 15 - Slide
Controleer je huiswerk. De antwoorden staan aan het eind van de les!
Slide 16 - Slide
Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
leer je hoe je een werkwoord moet spellen.
leer je wanneer je een hoofdletters en leestekens moet gebruiken.
Slide 17 - Slide
Nakijken weektaak 38
Slide 18 - Slide
Weektaak
Spelling. Doen we in week 40!
Lees de uitleg op bladzijde 54
Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 55
Slide 19 - Slide
RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.
Slide 20 - Slide
1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.
Slide 21 - Slide
T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.
Slide 22 - Slide
I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.